Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks het vuur na aan de schenen. Deze week is presentator Charles Groenhuijsen (68) aan de beurt. Over daders en slachtoffers, een katholieke jeugd en zijn dof uitgeslagen vooruitgangsoptimisme.
Je nieuwe programma Recht in de ogen, nu op NPO1 te zien bij Omroep Max, is gebaseerd op een concept dat veel mensen niet kennen: ‘herstelrecht’. Simpel samengevat: dader en slachtoffer bij elkaar brengen. Je schreef onlangs in een inleiding van een boek over dat onderwerp: ‘Herstelrecht gaat niet alleen over daders en slachtoffers. Het gaat ook over u en mij, ons allemaal.’ Waarom is dat zo?
“Uit alle onderzoeken en uit ervaringen blijkt dat als het lukt een dader en een slachtoffers bij elkaar te brengen, uiteraard op basis van vrijwilligheid, ze daar allebei veel baat bij hebben. Beiden ervaren ze een gevoel van bevrijding. De kans dat zo’n dader daarna opnieuw de fout ingaat is echt kleiner, omdat ze zich nu realiseren wat ze een ander hebben aangedaan. En daar hebben jij en ik dus ook belang bij.
Daarnaast gebeurt er ook veel bij het slachtoffer. In het meest vergaande geval is er voor hen sprake van vergeving, maar ook bij anderen geldt: als mensen iets gruwelijks is aangedaan, en het lukt ze uit de dwang van woede, wrok en wraak te breken – die allemaal heel begrijpelijk zijn – lukt het ze veel beter hun leven weer op te pakken. Er hangt een soort donderwolk boven ze, van de als monster ervaren dader, waardoor de zon nooit meer schijnt. De levens van slachtoffer en dader zijn voor de rest van hun levens met elkaar verknoopt, in die zin hebben ze beiden levenslang.”
Werkt die aanpak ook buiten het strafrecht, denk je?
“Als jij en ik ruzie hebben, of dat nu privé of zakelijk is, en we volgen de lessen van herstelrecht, dan is dat echt een andere route dan die van het conflict en de ruzie en de boosheid. Je weet misschien nog wel dat ik een ver verleden ben ontslagen bij de NOS, na een ruzie met de toenmalige hoofdredacteur. Met de kennis van nu zou ik dat anders hebben aangepakt, of zou ik op zijn minst een poging daartoe hebben ondernomen. Als ik nu denk aan al die slachtoffers die ik voor dit programma heb gesproken, die vreselijke dingen zijn aangedaan, en als ik in mijn hoofd knoop wat ze hebben gedaan om een conflict misschien niet eens op te lossen, maar wel behapbaar te maken en te kiezen voor een weg vooruit, dan is dat een les voor ons allemaal. Ook voor mij dus.”
Voor welke daders is dit niet geschikt?
“Voor beroepscriminelen zonder een spoor van oprechte berouw of spijt. Het moet sowieso een verdachte zijn die heeft bekend, en die over zichzelf kan nadenken en kan reflecteren over zijn daden. Een ‘gewetenloze schurk’, om die ouderwetse term maar eens gebruiken, zou er niet geschikt voor zijn, want je moet een geweten hebben.”
Je maakt Recht In de ogen samen met de zeer ervaren misdaadjournalist Simon Vuyk. Het zal niettemin geen eenvoudig programma zijn om te maken.
“Echt, je moest eens weten wat er allemaal is míslukt. Tjongejonge. Zo zonde, soms. Dit programma is het tegenovergestelde van de straat oplopen, mensen iets geks laat roepen en dat vanavond uitzenden. Maar ik denk dat als je me over vijf jaar spreekt en ik dan inmiddels ben gestopt met tv-journalistiek – ik ben nu 68, dus dat zou zo maar kunnen – ik dit programma reken tot het mooiste dat ik ooit heb gemaakt. Omdat het zo ontzettend aan mijn fundamenten raakt, en zo dicht op mijn ziel zit.”
Je haalt in je artikel over herstelrecht je katholieke jeugd aan, en de lessen uit gebeden. Kende je die nu nog uit je hoofd?
“Ik leerde toen enkele gebeden, waaronder de Oefeningen van Geloof, Hoop, Liefde en Berouw. En ik leerde dat Jezus preekte dat er in de hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die zich bekeert dan over 99 rechtvaardigen die geen bekering nodig hebben. Dat zat nog wel in mijn systeem, net als het Weesgegroet en het Onzevader.”
Je bent ook een van de presentatoren van de talkshow Op1. Opvallend is dat je inmiddels vertrokken collega’s (Sander Schimmelpennick, Talitha Muusse, Hugo Logtenberg) daarna dezelfde conclusie hadden: dat ze zich inwisselbaar voelden en er weinig ruimte was voor eigen inbreng. Herken je dat?
“Nee, absoluut nee. Je invloed als presentator is net als die van iedere redacteur uiteraard beperkt, omdat je het programma collectief maakt met een vrij forse redactie, die toegewijd en deskundig is. Het programma is ook niet vernoemd naar een presentator, hè? Ik zal nooit achteraf zo over Op1 praten. Ik deel de kritiek op de zogenaamde oppervlakkigheid ook niet. Dan heb je volgens mij toch weinig begrepen van wat de dynamiek van een talkshow is, waarbij je een minuut of 12 over een onderwerp praat. Als je dat uittikt, heb je een groot artikel in NRC of de Telegraaf – dus hoezo oppervlakkig? De kritiek op talkshows is vaak dat het geen interviewprogramma of een special van een uur over één onderwerp is, wat klopt: het is namelijk een talkshow. De kritiek op een talkshow is vaak dus dat het een talkshow is.”
En de kritiek van Muusse ging nog verder: het programma zou volgens haar niet onafhankelijk zijn.
“Ze heeft een blauwe maandag bij ons gewerkt en denkt vervolgens dat ze het allemaal snapt. Sorry Talitha, maar ik vind het echt verbijsterend wat zij daarna heeft geroepen.”
In 2005 schreef je het boek Amerikanen Zijn Niet Gek. Is je verhouding met het land sindsdien veranderd?
“Het land zélf is enorm veranderd, en helaas niet ten goede. Het hele politieke debat en ook de manier waarop mensen met elkaar omgaan, is totaal gepolariseerd. Tot het punt waarop de ene partij de andere uitsluit, waardoor zelfs families uit elkaar zijn gerukt, omdat het ene deel Democraat en het andere Republikein is, waarbij ze elkaar alleen nog maar verketteren. Het is altijd een harde samenleving geweest, maar die hardheid is alleen maar toegenomen en begint ook uitzichtloos te worden. Een deel van het land is alleen maar boos, en wil terug naar een samenleving die er nooit meer gaat komen. Dus ja, mijn verhouding met het land is zeker veranderd, want ik word er verdrietig van, en ook ongerust. Er zit zoveel wederzijdse weerzin in die samenleving, dat ik niet eens meer zou durven beweren dat er nooit meer een burgeroorlog komt.”
Terwijl jij jezelf altijd ‘vooruitgangsoptimist’ noemde. Is dat wat afgebladderd, in deze tijd van oorlog in Europa, pandemieën en alarmerende milieurapporten?
“Het is wel wat doffer uitgeslagen, ja. Maar ik blijf geloven in vooruitgang. Ik raad iedereen aan een kwartiertje te besteden aan de grafieken van ourworldindata.org. Dan zie je gewoon voor je ogen de getallen, en dan zie je dat we er op tal van gebieden enorm op vooruitgaan. Of het nu gaat om gezondheid, levensverwachtingen, opleidingsniveau of kansen voor vrouwen. Een kolossaal punt voor is voor mij de heel onverwachte vooruitgang die we de laatste jaren hebben gemaakt in het denken over seksuele oriëntatie. Bij ons in het dorp was iedereen vroeger hetero, tot er twee homoseksuele mannen kwamen te wonen waar we de meest vreselijke dingen over zeiden. De slag die op dit terrein geleverd is op weg naar een nog beschaafdere wereld is ongekend.”
Foto: Bob Bronshoff