Vandaag neem ik jullie graag mee, dwars door de vreselijke kronkels van een dag waar Murphy en zijn stomme wet een puntje aan zouden kunnen zuigen. Zo’n dag waarvan je al vrij snel na het opstaan, maar zeker voor de lunch weet: dit gaat helemaal niks meer worden.
Het begon allemaal vrij onschuldig met het speuren naar het knopje van mijn nachtlampje.
Terwijl ik slaperig mijn arm uitsteek om een gezicht te kunnen zien bij de kinderstem die tegen me spreekt dat ze wakker is, stoot ik met mijn elleboog tegen het nachtkastje waar ik een glas water op had gezet. Hydrateren is immers belangrijk, lieve mensen. Glas, geen slok uit genomen natuurlijk, en gehele inhoud op de grond. Tot zover weinig aan de hand. Kan gebeuren. Soit.
Ik schiet een badjas aan en maak, samen met dochter, de weg naar beneden. Boterhammen smeren, kopje thee. De laatste trede van de trap. Ik zet mijn voet op de grond, in iets kouds. Iets nats. Het voelt als een kleine drol, maar dan koud. Het blijkt kots van de kat. Die is de laatste tijd vaker bezig met hoopjes treurnis achter te laten op de meest willekeurige plekken in huis. Hinkend naar de keuken. Voet schoon maken, vloer poetsen. En door.
Het brood is op. Super. We ontbijten wel met beschuitjes. Broodtrommels worden gevuld met ontbijtkoek, fruit en excuses. Terwijl twee meisjes ontbijten, ren ik de trap op en zet de douche aan. Met mijn tandenborstel in de mond stap ik onder het water. De tandpasta smaakt wat gek, hebben we misschien nieuwe? Nee, hier klopt iets niet. Voor de zekerheid spuug ik alles uit en stap onder de straal vandaan. Het blijkt dat ik handcrème in m’n smoel heb. Super. Ongetwijfeld wel fluweelzacht tandvlees de rest van de dag, zo is het ook.
Ik schiet een overhemd, broek en schoenen aan en race de kinderen naar school. Eenmaal thuis heb ik een digitale meeting over een nieuw programma, maar gelukkig weigert mijn vrijwel nieuwe laptop dienst. Wat ik ook doe, het ding wil niet aan. Een probleem voor later, de meeting kan ook per telefoon.
Hierna pak ik de fiets richting stad, voor een lunchafspraak. Onderweg vliegt mijn ketting er twee keer af, waardoor ik met zwarte handen en een veeg op mijn shirt het nette etablissement binnen stap. Bij het wassen van mijn handen, kom ik enigszins tot rust. Ik kijk in de spiegel en weet, inderdaad voor de lunch: het is zó’n dag.
Na een productief gesprek vraag ik om de rekening. Bij het zoeken naar mijn portemonnee kom ik er achter dat deze helaas niet is meegekomen van thuis. Daar ik deze afspraak én het restaurant gekozen heb, voel ik de behoefte om te betalen, maar met het schaamrood op de kaken moet ik verzoeken of mijn gezelschap het kan voorschieten.
Onderweg naar mijn volgende afspraak regent het zo hard, dat ik vrij zeker weet dat er geen enkel stukje stof aan mijn lijf nog droog is. Aan het einde van de middag stap ik gesloopt het huis weer in. Met een kop thee ga ik op de bank zitten. Het valt me op hoe stil het is in huis. O kut! Ik zou de kinderen ophalen!
