De grootste trekpleister van het drielandenpunt is, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, niet de plek waar Duitsland, België en Nederland samenkomen. Dat is niets meer dan een stenen zuiltje met op de grond aangegeven waar elk land begint en eindigt.
‘Is dit alles?’, vraagt mijn oudste dochter licht teleurgesteld. Waar ik normaal gesproken altijd mijn best doe om haar te overtuigen dat het allemaal wel meevalt en hartstikke leuk is, snap ik haar hier maar al te goed. Onbegrijpelijk dat hier dagelijks hele busladingen aan toeristen naartoe komen.
Gelukkig was er ook het labyrint. Een enorm doolhof van heggen waarin je het midden moet zien te vinden. Volgens de website is het een plek waar je eindeloos kunt verdwalen. Aangezien activiteit één, het drielandenpunt, wat minder tijd in beslag had genomen dan vooraf gepland, konden we wel wat eindeloosheid gebruiken.

Bij de ingang kregen de kinderen een persoonlijk paspoort dat ze toegang zou geven tot het vierde land, genaamd Amikejo – tenminste: als we het konden vinden. Wat leuk, dacht ik toen nog, dat ze doen alsof het heel lastig gaat worden om deze kinderactiviteit te volbrengen.
De toren van het Amikejo-land was te vinden precies in het midden van het labyrint, een paviljoen vanaf waar je uitzicht hebt over het hele terrein. In het paspoort stonden ook allerlei vragen om uiteindelijk een code te kunnen kraken. Dit zou dan een voorsprong opleveren ten opzichte van de andere speurders. Het zou je aan de andere kant van een deur brengen.
Waarom we daar zouden willen zijn, behalve een vermeende voorsprong, was me niet duidelijk. De vragen bleken absoluut onmogelijk te beantwoorden. Nou is deze vader niet voor één gat te vangen, dus pakte ik de telefoon erbij om de oplossingen gewoon op te zoeken. Helaas bleek er nul bereik, zoals wel vaker als je een grens passeert, dus dat feest ging mooi niet door.
Na een half uur speuren – de sfeer begon hier en daar wat te wankelen – merkte ik dat we steeds dezelfde andere gezinnen tegenkwamen die ook met geen mogelijkheid het midden konden vinden. Een man met bezweet voorhoofd, baby in een draagzak op zijn buik en een vermoeid jongetje van een jaar of vijf aan zijn hand zei tegen zijn vrouw: ‘Ja lieverd, ik héb al geprobeerd om ze te bellen, maar nergens kun je hier een streepje bereik vinden.’ ‘Laten we alsjeblieft doorlopen, want ik zit er helemaal doorheen’, was haar antwoord. Met grote vrezen dacht ik aan het moment dat we in dezelfde fase zouden komen als dit ongelukkige viertal.
Als donderslag bij heldere hemel vonden we de deur waar we de code van moesten kraken! Maar we bleken aan de verkeerde kant te staan. En denk maar niet dat we toen wel dichterbij waren naar waar we naartoe moesten. Na een uur kwamen we toevalligerwijs terug bij het begin. De afweging moest gemaakt worden of we nog door gingen of stoppen. Maar het vooruitzicht dat we dit nog een keer moesten doen, mogelijk wel het midden zouden vinden, maar dan alsnog WEER de uitgang moesten gaan zoeken, leek me niks. Gelukkig was mijn kroost het er roerend mee eens. Sterker nog: ze waren zichtbaar opgelucht dat het erop zat.
Het andere gezin heb ik nooit meer gezien, wie weet zijn ze er nog steeds.
