Doodnerveus sta ik op Schiphol. Ik ben altijd overal te laat en nu veel te vroeg. Ik moet nog een half uur wachten. Op palen van hakken, want de outfit is met militaire precisie samengesteld. Net als de make-up.
De eerste ontmoeting was in de avond. Altijd zeer gunstig. Lekker in de oorlogskleuren, die het best tot hun recht komen in gedempt licht. In daglicht is het een ander verhaal. Dan moet je subtiel zijn en subtiliteit is een skill die ik niet bezit. Dus sta ik opgedoft en afgestoft te wachten.
In de grote glazen wanden van de aankomsthal bestudeer ik mijn houding. Ik moet er wel leuk bijstaan als hij me voor het eerst weer ziet. Nonchalant edoch sexy. Ik oefen verschillende poses totdat ik ‘m gevonden heb. Als een pop blijf ik staan.
De afgelopen twee weken dat WJ in Italië zat, stonden helemaal in het teken van hem. Nu was dat ook bijna onvermijdelijk met de urenlange, intieme telefoongesprekken die we hadden. En hij is gewoon, zomaar, gevonden in het Tinderdagverblijf. WJ is de enige die met zijn echte naam in mijn contactenlijst staat. De rest van de kandidaat-minnaars heten Tinder van hun achternaam en zijn inmiddels allemaal on hold gezet. We gaan zien of WJ de prins op het witte paard is of een clochard op een ezel. De ervaring heeft ons geleerd dat Tinder qua liefde niet erg vruchtbare grond is. Sex, dat is overal in de aanbieding, maar liefde is een zeldzaam goed.
Ik leg WJ voor aan mijn vriendin Marion, zij is namelijk een medium. Ze legt de Tarot, heeft contact met ‘gene zijde’ zoals we dat gekscherend noemen, en geeft readings, lezingen en cursussen. En… ze heeft bijna altijd gelijk. Jaren geleden leerde ik Marion kennen toen ik pas was verhuisd. Na een paar maanden spookte het namelijk in ons nieuwe huis. Nee, niet lachen; als je het meemaakt piep je anders. Dingen die verschoven. Elektrische apparaten die vanzelf aan- en uitgingen. Mijn kat die midden in de nacht in vechthouding zat tegen een imaginaire vijand. Hoge rug, blazen, met vier poten tegelijk springen terwijl er niets te zien was. Ik had alleen maar hoofdpijn, slapeloze nachten en wanneer ik van pure uitputting in slaap viel, had ik nachtmerries. Elke nacht weer.
Als ik alleen had gewoond was ik echt met mijn plasje naar de dokter gegaan, maar mijn dochter woonde thuis en was mijn getuige. We durfden geen van beiden meer alleen te blijven. Doodsbang. Een collega had een interview met Marion gedaan, volgde mijn spookavonturen op de voet en gaf me haar gegevens. Ik mailde Marion direct, Ze zat de eerste maanden volgeboekt, maar antwoordde dat ze voelde dat ik haar nodig had en kwam dezelfde week nog op haar vrije avond naar mij toe. Ik deed de deur open, we keken elkaar aan en het was net of we elkaar al jaren kenden. Het gebeurt weleens; vriendschap op het eerste gezicht. Zo was dat bij ons.
Ze heeft het huis ‘schoongemaakt’, en passant kwam mijn toen net overleden vader nog even gedag zeggen en een vriend die het jaar daarvoor was overleden. Het was een onvergetelijk avond. En het huis was in een keer gevuld met een heerlijk energie. Ik had last van ‘plakkers’ wist Marion. Mensen die zijn overleden maar wiens ziel nog aardgebonden is. Die moet je een zetje geven, naar het licht of gewoon het huis uit. “Niet bang zijn Sophie, want daar voeden ze zich alleen maar mee.” Makkelijker gezegd dan gedaan als er een opscheplepel vanzelf uit de pan valt…
We zijn altijd dikke vriendinnen gebleven en als medium is ze super. Als ik ergens echt mee zit – ik beheers me enorm want ik wil haar eigenlijk om elke scheet bellen – klop ik bij haar aan. Wanneer ik die week bij haar ben, kan ik me niet beheersen en laat ik de Tinder-foto van WJ zien. “Hmm”, zegt ze peinzend. “Goeie vent. Hij kan alleen helemaal niet bij zijn gevoel. Leeft zijn moeder nog? Volgens mij niet.” Ik vertel haar dat dat klopt en over zijn ayahuasca-avontuur. “Had zijn moeder grijs haar en een bril? Want dan staat ze achter je.” Geen idee, ik heb geen foto gezien.
Wanneer WJ ’s avonds belt, vraag ik het hem. Ja, zijn moeder had grijs haar en droeg een bril. Ik wil er niet te veel over zeggen want anders denkt hij dat ik zit te hocus pocussen achter zijn rug. Natuurlijk doe ik dat, maar dat gaat hem niks aan. Volgens Marion vindt hij me leuk. Heel leuk.
Dat voorkomt echter niet dat ik nerveus naar de schuifdeuren van de aankomsthal blijf staren. Totdat ik een app krijg: ‘Waar ben je?’ Ik sta bij de verkeerde hal. Voor ik het weet staat hij voor me, aangelopen van een heel andere kant en ben ik mijn ingestudeerde houding allang kwijt. Hij zoent me: “Hallo meisje”, slaat een arm om mij heen en helemaal blij gaan we naar mijn huis.
Sophie (58, pseudoniem) is journalist, moeder en columnist bij LINDA.nl. Ze is volop aan het daten en neemt je mee in haar ervaringen. De volgende aflevering verschijnt zaterdag 7 november om 12.00 uur op LINDA.nl.
Lees ook Sophie’s vorige column
‘Ik ben alleen maar een viespeuk als ik me vertrouwd voel met een man’