Bij het afzwemmen van mijn oudste dochter, zwemdiploma A, mochten de ouders bij hoge uitzondering mee naar binnen. Normaal gesproken kleed je je kind om in een veel te klein hokje en lever je het daarna af bij de deur, richting het bad.
Daarna spoed je je, tenminste bij ons in het dorp, richting buiten om daar met andere ouders bijeen te drammen voor een raam.
Nooit allemaal, want ze zijn onder te verdelen in twee groepen: zij die buiten gaan kijken naar de vorderingen van hun kroost en zij die binnen blijven en kijken naar hun telefoon.
Je moet met je handen tegen je gezicht en de ruit aan staan om iets te kunnen zien, vanwege de reflectie van het licht. Er is nooit genoeg raamruimte voor alle buitengaande ouders, wat resulteert in een soort stoelendans zonder muziek. Of stoelen. Midden in het raam zit een beschadiging die lijkt op een kogelgat. Toch denk ik niet dat iemand ooit zou schieten op een plek waar kinderen en bejaarden ronddobberen, al ben ik niet op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het criminele circuit.
Binnen in de ruimte is het prutjewarm. Niet zo gek, aangezien hier altijd zeer schaars aangeklede mensen rondlopen die van warmte houden. Maar ik had dat me buiten staand – in weer en wind, hè – nooit gerealiseerd. Het lijkt wel een vlindertuin, zo warm is het.
Alle ouders nemen plaats op de banken aan de zijkant om het spektakel, nu eens van dichtbij, gade te kunnen slaan. De toch al kruidig ruikende meneer naast mij laat plots een scheet. Niet een zachte ontsnapper, nee: een echte oud-Hollandsche knetter. Eerst denk ik nog dat ik het verkeerd moet hebben gehoord, maar al snel bewijst de geur waarmee mijn neusgaten zich vullen dat ik het bij het juiste eind heb.
Ik kijk hem met opgetrokken wenkbrauw aan. En omdat hij zich duidelijk niet geneert en dit blijkbaar voor hem de normaalste zaak van de wereld is, kijkt hij vriendelijk terug en knikt zoals je op een zonnige dag naar de postbode zou doen. In het water wordt er inmiddels met kleren aan gedoken vanaf de kant. Aangezien ik daar voor ben gekomen, verleg ik mijn aandacht weer.
Nog voor we bij onder-water-door-een-gat-duiken zijn, doet hij het gewoon weer! Natuurlijk is het een vrije wereld en weet ik niet welke darmproblemen er mogelijk spelen, zeker als hij net zo specerij-ïg heeft gegeten als dat hij ook zonder zijn gassen al ruikt. Maar als ík niet anders kon dan enorme klapruften laten, zouden er aan de lopende band ook excuses ontsnappen.
Ik weet niet zo goed wat te doen. Moet ik nou een volwassen man aanspreken op zijn onsmakelijkheid? Is dat aan mij? En wat zou een oplossing zijn? Hem vragen weg te gaan en het afzwemmen van zijn kind te missen? Ergens anders zitten is geen optie; elke centimeter zitruimte is ingenomen.
Ik besluit niks te zeggen, want ik heb geen zin in een mogelijke ruzie en de gênante situatie die het ongetwijfeld zal opleveren. En al helemaal niet als ik aan de mogelijkheid denk dat hij het zou kunnen ontkennen. Ik? Scheten? Nee hoor, hoe kom je er bij.
Maar als je dit leest, ouwe pruttelfabriek die je bent, iedereen rook het. We zullen voortaan als we over je praten je nieuwe artiestennaam bezigen: Rufteroni. Verder hoop ik dat het niks ergs is en dat het goed met je gaat.
Iedereen haalde die dag zijn diploma.
