Ooit, in een ver verleden, had ik een vriend die aanzienlijk jonger was. Peter heette hij. Hij was geestig, vol levenslust en vertelde continu vermakelijke verhalen.
Hij had altijd zin. In seks, eten, avonturen, drinken en het leven. Mensen vonden ons een gek setje. “Jij bent toch een intelligente vrouw, wat moet je met zo’n lefgozertje?”, vroeg een vriend me. Ik verdedigde hem dan vurig, want als je aan Peter kwam, kwam je aan mij.