Om kwart voor zes maakt mijn vrouw me wakker: ‘kom even buiten kijken’. Slaapdronken stommel ik uit bed en volg haar door de gang richting de voordeur van het door ons gehuurde vakantiehuisje. Het is nog donker buiten en toch kleurt de lucht al diep oranje. De bosbranden hier in Portugal zijn voor het grootste deel onder controle, behalve helaas vlak bij ons in de buurt.
Er woedt een brand op de heuvel tegenover ons, maar die is nog zeker vijf kilometer verderop. Gisteravond leverde het een bizar schouwspel op aan de andere kant van het dal. De vuurgrens vormde een lange lijn over de berg. Maar dat was gisteravond. En nog best ver weg. Dit is een ander verhaal.

We kijken elkaar aan en denken allebei hetzelfde: moeten we niet maken dat we wegkomen?
Onderzoek op een speciale app die brandhaarden bijhoudt, laat zien dat het vuur nog slechts een paar honderd meter bij ons vandaan is en via Google Maps zien we dat van de twee uitvalswegen er inmiddels één dicht is, omdat hij dwars door het vuur loopt.
Wanneer een uur later de zon op is zitten we, ieder op onze eigen telefoon, in een zoektocht naar vervangende accommodatie. Altijd handig midden in de piek van het hoogseizoen, want alle dingen die gelijkwaardig zijn aan waar we nu zitten, zijn natuurlijk rammetje volgeboekt.
Ondertussen vliegen de blusvliegtuigen af en aan en as dwarrelt naar beneden al ware het een sneeuwbui. Ik hou best van een beetje avontuur, maar dit voelt helemaal niet goed. De nationale garde rijdt met tussenpozen van vijf minuten heen en weer over de heuvel. De sirenes staan aan, maar haast hebben ze duidelijk niet. Het lijkt alsof ze een soort waarschuwing proberen te geven, maar ik ben natuurlijk niet bekend met de lokale mores.
Als ik ze weer aan hoor komen ga ik op straat staan en zwaai naar ze om ze te laten stoppen. Op de vraag wat we nu het beste kunnen doen is de man helder. Als je er zeker van wilt zijn dat je weg kunt, omdat er nog een route open is, dan zou ik vertrekken. Ook omdat we niet precies weten hoe de brand zich ontwikkelt; het kan met deze wind hard gaan.
We vinden een hotel dat een kamer met twee grote bedden heeft. Het heeft zelf geen zwembad, maar een kilometer verderop is wel een gemeentelijk zwembad waar we naartoe zouden kunnen. Op dit moment maakt het ons allemaal geen zak uit.
We pakken de paspoorten, telefoonoplader en tandenborstels en stappen in de auto. Aangekomen bij het hotel wordt meteen duidelijk waarom ze in dit seizoen nog plek hadden. Het is niet anders te omschrijven dan vergane glorie. Ooit moet het een hele mooie plek zijn geweest, maar de glans is er wel vanaf. Nou en.
Niet helemaal de vakantie die we voor ogen hadden, maar we zijn blij dat we gezond en met zijn vieren zijn. Als we ‘s avonds een kleffe hamburger eten in het een lokale snackbar trekt mijn oudste dochter de sfeer helemaal omhoog. Ze merkt positief op: ik heb wel een heel goed verhaal te vertellen als school over een paar weken weer begint.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
