Minder uitgeven = meer geld

Minder uitgeven kan onder andere door zuiniger leven. De grootste slagen zijn te maken door je abonnementen eens goed onder de loep te nemen. Netflix, Videoland, Spotify, betaalde apps en het abonnement op de sportschool of de foodbox komen allemaal voorbij.

Bedenk bij jezelf: maak ik er wel (optimaal) gebruik van? Zou ik moeiteloos verder kunnen leven als ik die streamingdienst niet had? Of zou ik de krant kunnen delen met de buren, en het abonnement op die streamingdienst met een vriendin? Heel bewust al je abonnementen screenen op nut en noodzaak helpt je zeker aan meer geld.

Besparen op vaste lasten

Minder uitgeven kan ook door te besparen op vaste lasten. Plan een ochtend in om al je vaste-lasten-providers (sla de energieleveranciers voor nu maar even over) na te bellen of het niet goedkoper kan. Ik verzeker je dat je in een ochtend honderden euro’s kunt verdienen. Neem bijvoorbeeld je mobiele telefoon en je internetabonnement. Providers zullen jou niet bellen dat je te veel betaald, dat moet je zelf bekijken. Het leidt vaak tot een goedkopere versie van je abonnement.

Check ook je verzekeringen eens. We zijn in dit land oververzekerd. Nederlanders houden van verzekeringen. Een uitgebreide reisverzekering, allrisk inboedelverzekering, autoverzekering, uitvaartverzekering, annuleringsverzekering en aansprakelijkheidsverzekering … Door het afsluiten van al deze verzekeringen proberen we te vermijden dat we voor onverwachte hoge kosten komen te staan. Dat is helaas geen al te beste aanpak (en als een verzekeraar het zegt, dan weet je dat het serieus is), want ben je oververzekerd, dan betaal je elke maand te veel. Via een te hoge premie, maar ook door overlappende dekkingen.

Koop geen shit

Nog een manier om minder uit te geven is door geen shit meer te kopen. Met shit bedoel ik dingen die je niet nodig hebt. Je zoveelste zwarte T-shirt of paar sneakers, bijvoorbeeld. Koop bewust en pas als je het écht nodig hebt.

Je herkent deze vreemde gewoonte wel. Je gaat naar de prijsdumper (Action, Big Bazaar of het Kruidvat) omdat je nieuw printpapier nodig hebt. En als je dan uiteindelijk in de rij voor de kassa staat, zit je mandje vol met batterijen, kaarsen, schoonmaakdoekjes, handcrème, zwarte sokken, stiften, en inderdaad, ook het pak printpapier. Je kwam om 2 euro uit te geven, maar staat in de rij om 20 euro te betalen. Aan shit, dingen die je niet per se nu nodig hebt.

Een leuke oefening is om ook eens te letten op de gevulde mandjes van de andere mensen in de rij. Dat helpt je meer bewust te kopen en een flink bedrag te besparen. Dit alles betekent niet dat je geen geld aan jezelf mag uitgeven. Graag juist, maar doe het bewust.

Stel jezelf geregeld de vraag: heb ik dit nodig?

De 50/30/20-regel

Een handige tool om je inkomsten en uitgaven te budgetteren is de 50/30/20-regel.

Het is geen stelregel. De percentages zijn niet in beton gegoten. Ik hanteer het model als leidraad, zodat mijn klanten een beetje een idee hebben hoe dat thuis geregeld is en om een benchmark te hebben van hoe een gezond financiële huishouden eruitziet. Het grootste gedeelte van jouw inkomsten gaat naar:

What you need – 50%

Vijftig procent van wat je verdient, wordt besteed aan de noodzakelijke dingen van het leven: vaste lasten: huur, gas, water en licht, aan vervoer, eten en drinken. Kortom: dingen die je echt nodig hebt.

What you want – 30%

Dertig procent van wat je verdient gaat naar de leuke dingen van het leven: uitjes, vakanties, cadeautjes, feestjes en uit eten gaan. Dit zijn de dingen waar je naar uitkijkt en blij van wordt. Ongeveer een derde van wat er binnenkomt is voor je wants, dingen die je graag wilt.

Your future self – 20%

Twintig procent van wat er binnenkomt blijft over en kan dus gespaard worden. Sparen zou ook aan de verdienkant kunnen staan. Maar als je van sparen nog geen gewoonte hebt gemaakt, zal het voor nu voelen als een uitgave, als iets wat niet op je lopende rekening staat. Ik moedig je aan om iedere maand twintig procent van wat er binnenkomt aan inkomsten direct over te maken naar je spaarrekening – automatisch, want dan heb je er geen omkijken naar, en ook omdat je dan minder de behoefte zult hebben om het op te maken aan nutteloze zaken.

Heb je nog geen spaarrekening? Maak er nu meteen een aan. Of beter nog: twee. Waarom twee? Ik hak de maandelijkse storting in de spaarpot in twee stukken.

Buffer

Het eerste stuk (voor het gemak tien procent) dient als buffer. Voor als je auto, de koelkast én de tv er tegelijkertijd mee ophouden. Het is een vangnet voor barre tijden.

Zelf hield ik jaren 10.000 euro achter voor onvoorziene financiële tegenvallers. Maar dat bedrag heb ik nooit nodig gehad. Het gebeurt namelijk nooit dat álles tegelijk stukgaat. Daarnaast is het mijn strategie om zo min mogelijk geld op de bank te hebben en zoveel mogelijk geld vóór me aan het werk te zetten.

Belegpotje

Het tweede stuk van de twintig procent voor je future self is je belegpotje. Het zou kunnen dat je al flink wat spaargeld op de bank hebt staan om mee te kunnen beleggen, maar dat zal zeker niet voor iedereen gelden. Mocht je weinig tot geen spaargeld hebben om mee te beleggen, dan is dit je potje. Tien procent van je inkomen per maand is een perfecte start van jouw beleggingsreis.

Tips bij de 50/30/20-regel:

• Stort tien procent van je inkomsten in je bufferpot en tien procent in je belegpot
• Doe het direct wanneer het salaris wordt gestort, dan is het uit het zicht – always pay yourself first!
• Of beter nog, maak een automatische, maandelijkse overschrijving aan naar je eigen buffer en belegfonds – naar beide spaarrekeningen dus.
• De buffer- en belegrekening zijn disciplinepotjes – je komt er niet aan voor dagelijkse dingen.

Dus 50 procent needs, 30 procent wants en 20 procent future you: dit is jouw persoonlijke budgetplan om iedere maand geld over te houden om te investeren in jouw toekomst. Een toekomst met minder zorgen en minder geldstress.

Hanneke van Onna over financieel dieptepunt: 'Ik lag huilend op de keukenvloer'Lees ook