“Hou je van dieren?”, vraag ik mijn date. Hij kijkt me bijna vertederd aan, alsof ik een klein kind ben dat vraagt naar iemands lievelingskleur. En zo voelt het ook een beetje.
Een vriendin adviseerde me om direct te peilen naar mogelijke dealbreakers, wanneer ik een man ontmoet die ik wel zie zitten, om tijdsverspilling te voorkomen.
Vrouwen van eind dertig, begin veertig met een nog te vervullen kinderwens vragen toch ook al tijdens een eerste date of de ander kinderen wil? En onze tijd – die van kandidaat vijftigers en ouder – is net zo kostbaar, zij het op een andere manier. Stel voor, je wordt verliefd op iemand die niet van zonvakanties houdt, terwijl jij droomt van een pensionering aan de Costa Blanca. Of hij is een cultuurbarbaar, en jij kijkt al jaren uit naar het moment waarop je eindelijk tijd hebt om volop gebruik te maken van je Museumjaarkaart. Je kunt maar beter meteen weten wat voor vlees je in de kuip hebt, aldus die vriendin.
Nou had ik altijd een behoorlijk uitgebreide eisenlijst (hij moet lekker koken, goed kunnen autorijden, binnen een uur een IKEA-kastje in elkaar zetten, enzovoort), maar vanwege het beperkte aanbod op de datingmarkt heb ik deze lijst ingekort tot slechts één criterium: hij moet kunnen begrijpen dat mijn bejaarde poes, sinds mijn dochter niet meer thuis woont, de eerste plaats inneemt in huis. En als de poes er niet meer is, wordt het een hond. En dus vraag ik hem of hij van dieren houdt. Heb ik eíndelijk weer eens een date, vraag ik dit. Het lijkt wel een aflevering van First Dates.
Een paar weken geleden ontmoette ik hem op een werkborrel, en nu zitten we hier, tegenover elkaar aan een tafeltje in een restaurant. Ik geloof dat ik hem wel leuk vind. Please laat hem een dierenvriend zijn, denk ik. Heeft hij niets met dieren, dan is het einde verhaal.
Ooit werd iemand mijn ex omdat ik het niet aankon dat hij geen begrip toonde voor mijn verdriet toen ik dagenlang rouwde om mijn overleden kat. Een ander werd mijn ex nadat hij opmerkte dat dieren alleen goed zijn om op te eten. Ik begrijp hun nuchterheid niet, zij vinden mijn tomeloze liefde voor dieren misschien een onbegrijpelijk fenomeen.
Eerlijk gezegd, dat vind ik zelf ook. Nog net niet verzamel ik ansichtkaarten van schattige kittens en puppy’s, maar een van mijn guilty pleasures is om eindeloos te kijken naar hartverwarmende dierenfilmpjes met donzige kuikentjes, rondspringende babygeitjes en innig knuffelende honden en katten.
Misschien moet ik mijn date de ‘Hou je van dieren?’- vraag wat meer toelichten, door mijn liefde voor dieren (en eigenlijk alle levende wezens) uit te leggen. Zal ik hem vertellen dat ik als kind urenlang insecten redde die tegen het raam aanvlogen? Of hoe mijn compensatiegedrag is ontstaan, nadat ik als zevenjarige per ongeluk een nest hamsters vermoordde, doordat ik de glasplaatdeksel niet goed op het kooitje schoof en de vijf roze babyhamsters in tweeën werden gespleten: mijn grootste jeugdtrauma ooit.
En zal hij me geloven als ik vertel over mijn dochters goudvis Glitter Diamantha, die vanwege een steeds groter wordend gat in haar kop uit haar lijden verlost moest worden en ik besloot haar door de dierenarts te laten inslapen met een injectie, omdat ik het idee dat hij haar kop eraf zou knippen niet te verdragen vond?
Maar voordat ik dat kan doen, antwoordt mijn date: “Zeker, ik ben dol op dieren. Zolang iemand maar niet van die suffe dierenfilmpjes kijkt, dat vind ik écht een afknapper.”
