Thuis voelt het vaak alsof ik verwikkeld ben in een complexe liefdeszaak. Een affaire waarin ik meewerkend én lijdend voorwerp ben. Ghosting, breadcrumbing (minimale inzet = broodkruimels); je maakt het dagelijks mee als moeder van tieners.
Ik gedij slecht bij het ambivalente aan het ouderschap: je leert degene die je het meest liefhebt om zonder jou te leven.
Dat je je kinderen in de puberteit stukje bij beetje kwijtraakt is normaal. Ik had echter nooit gedacht dat het met een innerlijke strijd en wankel gemis gepaard zou gaan.

Ik voel de afwijzing als ik een dochter vraag of ze een knuffel wil, omdat ze uit haar tenen zucht zoals alleen tieners dat kunnen, en haar antwoord stellig ‘NEE’ is. Of als de ander eindelijk thuis is nu ze tussen vriendje, school en bijbaan pendelt, en ik enthousiast de spelletjesdoos uit de kast haal. Waarop zij “Michelle komt zo logeren, we gaan een terrasje pakken” zegt. En ik dapper mijn teleurstelling verberg, want zij hoeft geen schuldgevoel te krijgen. Dat is ook helemaal niet nodig, ik red me heus zonder een avond Hitster-bingo.
“Wil je me misschien wegbrengen?”, vraagt de andere dochter als ik op de bank plof, in volledige acceptatie van een avond Netflix (met zen, zonder chill). Ze moet een project voor school afmaken bij een klasgenoot thuis. “Dat kartonnen vel kan niet mee in de regen op de fiets.” “Dat is goed. Taxi Thea regelt het.”
Ik stap in mijn oude, vertrapte sneakers en trek een dikke trui aan. Als we voor het huis van de klasgenoot parkeren, vraagt ze: “Mam, ga je mee naar binnen?”, op een wijze waaruit blijkt dat zij het écht niet nodig acht. “Ik peins er niet over”, stel ik gerust. Mind you: dit is hetzelfde kind dat lange tijd letterlijk aan mijn been vastgeklampt zat in soortgelijke situaties. Dit is vooruitgang, met een vleugje weemoed.
Op Bevrijdingsdag heb ik lekker een dag om verder aan mijn boek te werken. De oudste gaat naar een festival en moet om 23.00 uur thuis zijn, omdat de dag erna gewoon een schooldag is. Bovendien moet ik zelf op tijd naar het werk. Ik poog te schrijven, maar ben niet in het juiste humeur. De energie ontbreekt.
Als het tien uur ’s avonds is ontvang ik een appje: ‘Het perron is overvol, we komen er niet op.’ Als ze twee treinen later wel aan boord kan, gooit een kapotte bovenleiding roet in het reisschema. ‘We moeten met de bus via f*cking Raalte’, appt ze. Ik reken uit hoe laat ze dan thuis is, en ik dus, zorgeloos, kan slapen. Dat wordt wel héél laat.
Dus doe ik een jas over m’n pyjama en stap in de auto om dochter, aanhang én het buurmeisje op te pikken (want je laat andermans kind niet in de kou op een verlaten station staan). “Lief dat je ons wil ophalen”, zegt het drietal netjes in koor als ze instappen. Ik knik en zwijg, want dit is ook een enkeltje eigenbelang. Het bed lonkt, en dit is de snelste manier waarop het vandaag nog lukt.
Een half uur later staan de dochter en ik voor de spiegel onze tanden te poetsen. Zij nog vol energie vanwege het festival, ik doodop en lijkwit. Wanneer komt de volledige overgave, de ontspanning eigenlijk, vraag ik me af als ik naar de diepe lijnen in mijn gezicht kijk.
“Mama… hey, wat is er? Ben je verdrietig?” Ik schud nee en haal m’n schouders op.
“Wil je een knuffel?”
Ik twijfel, maar zeg toch ja.
Ik weet het, het is een broodkruimel, maar ik heb het echt nodig.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
