In mijn omgeving zitten een paar vrienden net in de beginfase van een relatie. Die eerste bubbel van verliefdheid, waarin alles te mooi lijkt om waar te zijn, herken ik maar al te goed.
Alles is intens. Alles is leuk. Je kijkt naar elkaar alsof dit het beste is wat je ooit is overkomen, je stuurt meer hartjes en kusjes dan een Instagraminfluencer, krijgt duizend ‘ik hou van jou’s’ per dag terug en voelt je on top of the world.

Na een paar maanden wordt het rustiger, vertrouwder. Volgens wetenschappers maar goed ook: de hormonen die je hersenen volpompen in die verliefde fase zijn niet gemaakt voor de lange termijn. Als we dat niveau dopamine en oxytocine (en al die andere -ine’s) zouden blijven houden, vergeten we te eten, kunnen we niet meer werken en gaan we dood.
Dan begint het echte leven: het ‘gewone’ samen. Elkaar leren kennen met alle rare trekjes, slechte kanten, inside jokes, samen Netflixen met snacks.
Maar hé… dan duikt er ineens iets op wat je niet had besteld: die fijne zelftwijfel. Vandaag geen ‘ik hou van je’ gehoord. Zie je wel. Het glipt alweer weg. Ben ik te veel? Niet goed genoeg? Saai? Waarom bellen we minder? Is er iets mis?
Na acht maanden verkering kan ik met onze benen liefdevol verstrengeld in bed liggen en tóch denken: wil hij me eigenlijk nog wel? Soms maakt mijn hoofd er een soap van. Zo volgt hij de Yolanthe-documentaire. Ze is knap, succesvol, heeft een huis in LA, en eentje op Ibiza. Mijn brein zegt: hij wil háár. Wat moet hij met mijn verrotte ziel en een huurappartement waar de keukenkastjes scheef hangen?
Hij draait zijn hoofd kort weg als ik iets vertel. Ah, dit is het moment dat hij doorheeft dat ik totaal niet boeiend ben.
Hij kijkt niet meer naar me zoals in het begin. Aftakeling ingezet. Nog even en ik beland bij de kringloop.
Hij gaat alleen sporten. Mijn hersenen interpreteren dit als een stille EXIT-strategie.
Hij staat op zonder kus. Hij is emotioneel al verhuisd. Naar Yolanthe.
Hoort dit bij acht maanden verkering? De fase dat je niet meer in die complete high zit van de eerste weken, maar ook nog niet in het stadium dat je – zoals stellen die al twintig jaar samen zijn – precies weet waar je aan toe bent. Het voelt veilig en tegelijk onzeker genoeg om jezelf te blijven afvragen of het blijft.
Ik wéét dat het nergens op slaat. Juist in het ‘gewone’ zit de liefde. Dat iemand er gewoon nog is, je thee maakt, of even niks zegt, maar wel je hand vasthoudt. Dat is geen afname, dat is verdieping. Alleen moet ik mezelf dat blijven vertellen.
Oude reflexen zijn verdomd hardnekkig. In mijn hoofd zit een laatje met de waarschuwing ‘Pas op: als je gelukkig bent, gaat het ook weer weg.’ Dus ik oefen, leer rust te vinden in mijn hoofd, vertrouwen te hebben, zonder bij elk ingebeeld stresspiepje een interne TED-talk te houden.
Een vaste relatie is leuk en fijn, maar soms ook ingewikkeld, omdat je jezelf tegenkomt. Dat hoort er blijkbaar ook bij. In een relatie leer je niet alleen de ander kennen, maar ook kanten van jezelf die tevoorschijn komen als het wat stiller wordt. De kunst is die kanten niet te verstoppen, maar durven te laten zien – en erop vertrouwen dat iemand niet meteen wegloopt, vlucht of zucht, maar gewoon luistert.
Verliefd zijn gaat vanzelf. Samenblijven, daar moet je dus wat voor doen.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
