Hij komt de school uit met een ingepakt knutselwerk, er lekt zwart spul uit, bij nadere inspectie nog niet gedroogde lijm vermengd met crêpepapier. “Hier, voor Vaderdag”, zegt Luuk, zijn ogen staan waterig maar hij wil er niks over zeggen.
’s Avonds in bed komt het er toch nog uit. Hoe de kinderen in zijn klas maar blijven vragen naar zijn vader, hoe die dood is gegaan en of hij dat erg vindt. “Terwijl ze alláng weten wat er is gebeurd, ik vind dat irritant en dan gaan we ook nog kamperen.”
Schokkende schouders, gebalde vuisten. Vrijdag gaan we inderdaad een nachtje kamperen met de klas, een traditioneel vader-kinduitje, vorig jaar hadden we al ervaren hoe confronterend dat was. “Dit jaar gaan er drie moeders mee”, probeer ik, maar het leed is al geleden. Hij is de enige in zijn klas zonder papa, wrijf het er maar in, kinderen willen niet anders zijn dan de rest.
Die vrijdag vertrekken we met een bootje naar een eiland in de Loosdrechtse Plassen. Luuk is vergeten dat hij zielig is, te druk met z’n vriendjes, maar ik kijk om me heen. Zou het weer net zo gaan als bij de vorige editie, met te veel bier en vaders die niet omkeken naar hun kinderen omdat ze het te druk hadden met elkaar? Dat de klantjes met tranen en bloed bij mij aanklopten, dat ik om half tien moest polsen of het kroost niet eens naar bed moest, of er voor vertrek was geplast door iedereen? Dat ik dacht: leuk, een vader, maar dóé dan ook wat?
Dit jaar is het een fractie beter. Een enkeling stapt in een kano om zijn kind over het water te varen. Ik zie een kind met bloedneus naar z’n vader lopen, hier en daar wordt een knuffel of high five uitgedeeld. Maar verder is het alsof je naar een reclame uit de jaren 50 kijkt. De meeste vaders zitten in een kring en drinken bier. Ze voetballen en spelen cornhole, maar alleen met elkaar. Bij de onderdelen vuurtje stoken en barbecueën veren ze op, dat vinden ze wél leuk, een andere moeder begeleidt ondertussen de bingo. Ik kijk en kijk, en denk dat Jean niet anders zou zijn geweest. Ontspan. Komt goed. Laat die kinderen, het gaat toch goed – ik hoor het ‘m zeggen. En hij zou gelijk hebben gehad.
Dus ik doe wat hij zou doen. Met een blikje bier in mijn hand wuif ik Luuk weg als hij komt klagen over iemand die hem duwde. Prima als hij gaat zwemmen terwijl het veel te koud is, haal maar een handdoek uit de tent en geen idee waar je zwembroek is, ga gewoon in je onderbroek en de groeten. Ik doe helemaal niks, niet eens barbecueën, vandaag mag ik een vader zijn en Luuk schikt zich in mijn nieuwe rol. Hij hoeft niet getroost, niet geholpen en niet geknuffeld te worden, hij is net als de rest.
De volgende zondag is het Vaderdag en krijg ik mijn cadeau. Uit het crêpepapier komt iets tevoorschijn wat een wedstrijdbeker moet voorstellen, erop staat een plaatje met ‘Beste Moeder’.
We kijken elkaar aan, mijn zoon en ik, het is oké zo, voor dit jaar.
Dit artikel verscheen eerder op LINDA.premium, lees hier de nieuwste column van Carolien.
