Ik ga sinds kort weer naar de sportschool. Het is hard nodig, de laatste keer dat ik voet binnen een fitness-gelegenheid zette was negen jaar en evenzoveel kilo geleden. Althans dat schat ik, want op de weegschaal staan doe ik al jaren niet meer. Scheelt mentale problemen. Maar het lichaam kraakt van stijfheid en het zittende werk draagt weinig aan fitheid bij.
Ik koos bewust voor een club met prijzig maandabonnement, omdat alleen geld (of het gebrek eraan) me motiveert vaak te gaan. De drempel is hoog maar ik ben door het mooie weer in een goede bui. De crosstrainer is het eerste slachtoffer vandaag. Naast me staat een lange man, ik schat hem ruim zestig, die standje Mount Everest kiest en soepel de lucht in huppelt.
Schuin tegenover me loopt iemand de longen uit z’n lijf. De vastgoedman (blond haar, zonnebankbruin en bladiebla-hoofd) heeft het zwaar, zo aan z’n gehijg te horen. Hij is duidelijk zijn grens aan het opzoeken. Hij draagt een koptelefoon dus hoort niet dat er een rochel dwarszit. Nu klinkt het echt alsof-ie zo het loodje legt. Ik maak me zorgen, hij is hevig buiten adem en kan alleen bij de stopknop als-ie zijn armen volledig uitstrekt.
Het zal niet de eerste keer zijn dat iemand dood neervalt in mijn bijzijn, bedenk ik. “Dat effect heb jij op mensen”, zei m’n ex ooit, gekscherend. Ik was vergeten dat iedereen hier komt om te zweten, te zuchten en fysieke zwaktes op de zoeken. Ik ben juist naar deze plek gegaan om de anabolentypes, die continu in de spiegel kijken, te vermijden. Maar wat blijkt: in elke sportschool zit iedereen naar elkaar te kijken.
Dan slaat m’n apparaat op hol. De zaalbegeleider, tevens instructeur van de maand, versnelt z’n pas als hij mijn kant op komt. Het is Jürgen. Onlangs heeft hij voor mij een persoonlijke ‘route’ uitgezet. Aardige vent, ziet er afgetraind uit. Opvallend veel jonge meiden kiezen voor het fitnessgevaarte dat recht tegenover zijn hokje staat. Hij discrimineert niet en sjanst met alle leeftijden of het nu mannen of vrouwen zijn.
Tegen mij is hij vooral streng: “Je moet echt rustiger beginnen.” “Maar ik zit op level 1! En ik kan nog prima ademen, hoor je dat?”, zeg ik verbaasd. Jürgen knikt. Hij wijst naar mijn hartslag: over de 180 inmiddels. “O ja dat geeft niet, zeg ik laconiek. “Bij de vorige sportschool zette ik die meters uit of raakte ze niet aan. Mijn hartslag is altijd hoog, ik heb een klein hart, zegt mijn huisarts. En dat is geen grap.”
“Hoe fitter je wordt, des te lager je hartslag is”, zegt hij. “Ja, ja, ja”, zeg ik. “Ik weet het, ik heb de conditie van een wijkagent.” “Daarom, Maaike, kun je beter langzaam opbouwen.” Uiteindelijk stel ik m’n begeleider toch gerust en druipt hij af naar z’n tafeltje. Tijdens het fietsen beginnen mijn bovenbenen te trillen. Ik ben bijna een uur bezig, dus ik stop.
Als ik de zaal uitloop bots ik tegen de vastgoedman, die met handdoek om z’n nek sorry zegt en richting fitness-toestellen loopt. Zijn aanblik stelt me gerust: hij ziet er weer ontspannen uit. Ik daarentegen niet, merk ik als ik de kleedkamer in loop. Ik schrik als ik het paars aangelopen gezicht in de spiegel zie. Er is geen gehijg aan te pas gekomen, maar als er íemand bijna het loodje had gelegd in de cardiozaal dan was ik het blijkbaar. Ik denk dat ik morgen maar weer ga.
