Eva* (31) is na jaren samenwonen weer vrijgezel, en dat bevalt prima. Op het daten na. In sprookjes gelovende mannen die nog thuis wonen, geen gehoor meer na ‘de leukste date ooit’ of bindingsangst (bij beide partijen): het is gewoon ruk.
Toch blijft ze het proberen, want iedereen wil af en toe wat gefriemel aan het lichaam. Deze keer: vieze lakens.

Ik ontmoette hem in de kroeg, waar hij de barman was. We waren in die tijd allebei nog aan het studeren, en hadden op dat moment geen relatie. Dus toen hij over de bar heen leunde om mijn nummer te vragen, nam ik dit niet al te serieus. De barman, hoe cliché.
Maar leuk vond ik het wel, klaarblijkelijk. Ik sprak met hem af tijdens carnaval, waar hij mij in de stad stond op te wachten met een bosje tulpen. Ik was meteen verkocht.
Die avond toverde hij – na uren te hebben gepraat – twee carnavalskostuums achter de bar vandaan. “Zullen we?”, vroeg hij met zijn grootste glimlach. We dansten de hele avond, zoenden en ik vertrok dolgelukkig richting huis.
Wat een man.
Maar we spraken steeds vaker af, waardoor ik er al snel achterkwam dat niet alles aan deze man rozengeur was. Hij zat bij een studentenvereniging en woonde in een dispuuthuis, waar nogal aparte regels golden.
Al die mannen bij elkaar in één huis zorgde sowieso niet voor een heel frisse ontmoetingsplek. De eerste avond dat ik bij hem sliep zaten we in de gemeenschappelijke woonkamer waar ik, toen hij net mijn nek aan het masseren was, iets in mijn ooghoek voorbij zag flitsen. “Wat was dat?”, vroeg ik verschrikt. Waarop hij antwoordde: “Oh ja, we hebben hier heel veel last van muizen.”
Kan, in een stad. Niet gek.

We verhuisden van de bank naar de slaapkamer, waar we de volgende ochtend in elkaars armen wakker werden. Bij daglicht keek ik om mij heen. Ik had in het donker al opgemerkt dat de kamer vol met spullen stond, maar het stof wat daar tussenlag, was nieuw voor mij.
De muffe geur van de lakens drong mijn neusgaten binnen en ik keek naar het hoeslaken onder mij. Ondefinieerbare vlekken en een geelachtige kleur. Alsof het in jaren niet was gewassen.
Over zijn stoel hing een shirt, met dezelfde rare kleur. De man naast mij, inmiddels ook wakker, volgde mijn blik en zei: “Leuk shirt hè?” Hij sprong uit bed en hield het omhoog. “Mogen we niet wassen, dat is de regel vanuit de vereniging.” Context: deze man droeg het shirt wekelijks, en zat al zo’n vier jaar bij het dispuut. Het kledingstuk viel van ellende bijna uit elkaar.
Douchen, dacht ik. Ik moet douchen. Maar toen ik de badkamer binnenstapte bedacht ik mij. Ik moest naar huis.

Wel durfde ik eerst nog even te plassen, want ik was die week ongesteld. Op het moment dat ik mijn tampon wilde verwisselen, bleek ik de oude nergens kwijt te kunnen. De prullenbak zat tot de nok vol, de rest lag ernaast. Dan maar doorspoelen, dacht ik. Tot het pisstraaltje wat er door de stortbak heen joeg de tampon alleen maar meer uitzette. Een grote natte witte wolk dreef vrolijk in de pot onder mij.
Ik probeerde het weke ding uit de pot te vissen met een leeg wc-rolletje, en wikkelde het in tientallen lagen papier, om het vervolgens bovenop de andere puinhoop te leggen. Ik moest hier echt weg, zo snel mogelijk.
Op het moment dat ik de deur uit wilde pakte hij me vast, gaf me een kus en vroeg: “Wil je verkering met mij?”
*Eva’s naam is gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
