Ik had de zure nasmaak van de laatste ervaring nog in de mond. Het was een bittere pil van teleurstelling. Een relatie waar ik letterlijk bovenop moest zien te komen. Ik had m’n drempel hoger dan ooit en toch was het er ineens, zonder waarschuwing: liefde.
Dat je zoveel gemeen hebt dat het kippenvel geeft: ik wist niet dat het bestond. Het overweldigende was tegelijkertijd zo vertrouwd dat angst wegbleef. Voor iedere andere situatie met een heftigheid als deze, was ik namelijk allang weg gerend.
Het is alsof je gevoed wordt op een plek waarvan je niet wist dat er voeding bij kon. Alsof je elkaar al honderd jaar kent. Iets soortgelijks maakte ik één keer eerder mee op een plek die als thuis voelde, ondanks dat ik er voor het eerst kwam. Nu had ik dat plotseling bij een man. En ik heb, tot de dag van vandaag, werkelijk geen idee hoe ik daar mee om moet gaan.
Want hij is gebonden. Hoe kun je zo heerlijk jezelf zijn bij iemand als een relatie of diep contact niet eens tot de praktische mogelijkheid behoort? Wat was en is dit eigenlijk? Vriendschap, onvoorwaardelijke liefde? Ik worstelde er lang mee. Ik deed een poging het te vatten, ik wilde het snappen maar ik faalde.
Want wat heb je aan al die mooie energie als het nutteloos in de lucht blijft zweven, je er geen kant mee op kunt? Ik kán dit niet uiten, ik mág dit niet uitspreken, spookte door m’n hoofd. Wat schiet hij ermee op? Of ik? Mijn morele kompas is scherp afgesteld: ik mag niet openstaan voor zulke gevoelens en toch is het kwaad al geschied. Dus schuif ik de liefde opzij tot ze me opnieuw overspoelt.
Is het wel liefde als het zich op deze wijze aandient? Dagelijks met een onbeantwoord verlangen opstaan doet godvergeten pijn. Dan voel ik, vrees ik, liever niks. Het is beter de emoties te accepteren (of van me af te schrijven) dan er tegen blijven vechten. Dat sloopt me.
Is het egoïstisch dat ik de liefde wil ontvangen die ik zelf voel? Over matters of the heart heb je zelf niks te vertellen, dat is duidelijk. Maar ik kan wél besluiten open te staan voor een ander. Volgende week ga ik een avond uit met iemand die me leuk vindt. Hoe ik er precies in sta, weet ik nog niet, maar het wordt tijd dat ik m’n drempel verlaag. Wie weet stap ik er overheen.
