We zijn nu een week in Spanje. In een prachtig stadje in de regio Valencia, waar mijn vriend sinds een paar dagen de trotse eigenaar is van een casa de pueblo – een dorpshuisje, in een smal straatje waar geen auto’s rijden, maar wel oma’s met boodschappentrolleys voorbij schuifelen.
Ik dacht: heerlijk, tien dagen samen weg. Beetje zon, huisje inrichten, wijntje erbij. Maar nu denk ik: hier wil ik wel wonen. De zon schijnt hier zo’n 300 dagen per jaar. De straten zijn absurd schoon – elke ochtend komt er een schoonmaakploeg langs. En als een hond plast, duikt het baasje meteen op de plek met een fles afwasmiddel.
Maar het mooiste zijn de mensen. Iedereen groet elkaar, maakt een praatje. Binnen een week hebben we meer contacten gelegd dan ik in vijftig jaar in Amsterdam. Ze spreken nauwelijks Engels, wij nog geen Spaans, maar met handen en veel ‘si’ komen we een heel eind. We hebben al vier tachtigjarige vriendinnen die ons dagelijks aanspreken alsof we hier jaren wonen. Ze houden lange verhalen, mijn vriend en ik knikken beleefd, lachen enthousiast en wisselen stiekem een blik uit: geen idee wat hier net besproken is, maar ze zijn enig.

Er staat ons ook nog iets bijzonders te wachten: het junifeest San Juan. ‘Ons’ straatje doet mee aan de wedstrijd voor mooiste straatversiering. Al maanden zitten de bewoners ‘s avonds samen te knutselen. Hier draait alles om verbinding.
Ik zit op ons stoepje. Glas verdejo in de hand, notitieboek erbij. Een meisje danst op straat in haar mooiste kerk-outfit. Het oude mannetje doet zijn dagelijkse ommetje. De dametjes verzamelen zich op het plein om bij te kletsen. En ik denk: wat als dit nou het echte leven is? Zou ik het kunnen? Mijn familie en vrienden missen? Leven zonder de HEMA? En hoe zou ik hier rondkomen?
Misschien leer ik van de buurvrouw hoe je de beste tortilla’s maakt en begin ik Tatums Tapas. Of ik word zo’n hippe digital nomad en schrijf mijn eigen Ik Vertrek– boek. Eventueel verdien ik nog wat bij als experimenteel flamencodanser op het dorpsplein. En anders open ik een opvangcentrum voor zwerfkatten en mensen met trauma’s – een soort knuffelkliniek.
Amsterdam voelt al jaren steeds minder als ‘mijn’ stad. De drukte, de haast, de fietsfiles, de koffietentjes waar een cappuccino zeven euro kost omdat er havermelk in zit… Steeds meer echte Amsterdammers trekken weg, verdreven door de stijgende prijzen. En ja, hier zou ík de expat zijn. Maar het voelt anders. De meeste Nederlanders vestigen zich in Spanje aan zee, in villawijken. Hier zitten we tussen de locals. En dat maakt alles anders.
Ik bel mijn dochter. “Lieverd, is dit niks voor jou? Spaans leren, zon pakken, het leven proeven? O ja, ik heb hier de beste cheesecake ooit gegeten. Alleen daarom al moet je komen.”
Minpuntje: sinds we hier zijn, praat mijn vriend meer met de Duolingo-uil dan met mij. Hij begon zijn Spaanse ‘tot ziens’ met de legendarische zin: “Hasta fuego.” Ik keek hem aan. “Dat betekent ‘tot vuur’, hè?” Sindsdien is hij niet meer weg te slaan bij die taal-app. De hele dag hoor ik zinnen als “un café con leche” en “mi mejor amigo es Pablo”, afgewisseld met triomfantelijke kreten als “+20 XP!”
Ik moet een plan bedenken. En goed Spaans leren. Hasta luego dan maar. Of eh… hasta fuego!
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
