“Hoi, met Stella van de thuiszorg. Ik kwam vanavond voor uw vader en hij deed niet open.” Ik schrik. Dan zegt ze: “Ik vond hem in de slaapkamer, op de grond.”
Is hij dood? “Hij heeft een hele tijd onder zijn bed gelegen, we hebben hem weer in de benen gekregen, schoongemaakt en verzorgd. Hij is wat suf, maar maakt het nu redelijk goed. De noodknop is meerdere malen ingedrukt, maar die werkt blijkbaar niet. Daar heb ik meteen een melding van gemaakt.” Godsamme.
Een kwartier later sta ik samen met de oudste dochter in zijn appartement, twee aardige dames van de thuiszorg zijn nog bezig met de nasleep van de situatie. Er hangt een vreemde lucht; een mix van warm eten en muf wc-papier. “We hebben wat pizza voor hem gemaakt”, zegt Stella.
Als de andere verpleegkundige met mij in gesprek gaat over het voorval, zeg ik tegen Puck: “Kijk maar even bij opa.” Ik had hem al even gedag gezegd en hem kort gesproken. Ik zie dat ze aarzelend in de deuropening blijft staan. Ze is geschrokken van hoe wit zijn huid is, hij is grauw van kleur. “Een beetje zoals oma in haar laatste dagen…”, fluistert ze aangedaan.

“Waar dient een noodknop voor als het ding niet werkt?”, zeg ik, nadat ik de vrouwen bedank voor hun hulp en zorg, want van beide vrouwen loopt hun gebruikelijke ronde al langer dan een uur uit. Ze drukken mij op het hart dat ze grondig gecheckt hebben of pap letsel heeft. Er is ook al telefonisch overleg gepleegd met een meerdere.
“Volgens de regiomanager, en het protocol, hoeft er niks te gebeuren. De familie kan voor hem zorgen eventueel vannacht”, aldus Stella. Dit is puur gebaseerd op het feit dat hij niets ernstigs mankeert. “Hij is gelukkig niet op het hoofd gevallen. En ook zijn heup is intact.” Maar ik zie een compleet kapotte vader, die doodop en totaal aangedaan, in een schoon T-shirt in zijn bed ligt. Hij heeft kleine kraaloogjes.
“God meis, je zal wel geschrokken zijn…”, zegt de verpleegkundige aardig, terwijl ze mijn arm streelt. We komen er, door pap vragen te stellen, achter dat hij zeker sinds ’s nachts, (het was nog donker toen hij viel) tot acht uur ’s avonds onder het bed heeft gelegen. “Ik kon me niet omdraaien en heb de kracht niet meer”, zegt hij licht hijgend, de ogen houdt hij dicht. “Vreselijk”, mompel ik.
Stella belooft dat ze na haar laatste ‘klant’ nogmaals bij pap komt kijken. Puck en ik ruimen in de tussentijd de vaat op, ik zet een raam wijd open, doe de wasmachine aan en laad paps mobiel op. Dan heeft hij in ieder geval iets naast zich liggen de komende nacht, mocht hij hulp nodig hebben.

We komen er niet achter waarom de noodknop weigert. De vaste telefoonlijn lijkt ook te haperen. De stekker zit in het stopcontact, de batterij van het toestel is opgeladen, maar als we het huisnummer bellen hoor je continu een in gesprekstoon. Godzijdank komt de thuiszorg dagelijks langs voor pap z’n steunkousen, anders had hij er nóg veel langer gelegen, denk ik de hele tijd.
We kletsen een beetje, ik knijp zachtjes in zijn steenkoude handen. Zijn stem is zacht en zwak. “Je moet er maar het beste van maken”, zegt hij moe. Hij kan nauwelijks zijn aandacht erbij houden. “Van wat? Onder het bed vast liggen?“, vraag ik. “Het is toch onmenselijk!” “Tja”, zegt hij gelaten, “maar in paniek raken brengt je nergens.”
Hij heeft helemaal gelijk natuurlijk. Het is lang geleden dat ik mijn vader überhaupt in een bed zag en dat was geen heuglijk moment. Hij lag toen lijkwit met een buis in z’n keel op de intensive care na een bypassoperatie. Die aanblik staat op mijn netvlies gebrand.
Ik weet het, pap is 86 jaar, hij heeft parkinsonisme en gaat ongetwijfeld binnenkort het loodje leggen. Maar liever niet op deze wijze: in je adamskostuum, onder het bed geschoven. Ik geef hem een kus als we vertrekken en leg de mobiele telefoon op het nachtkastje. “Goed rusten pap, Stella komt later. Ik zie je morgen. Ik zorg dat ik er heel vroeg ben, oké?” Hij antwoordt niet, want hij is al onder zeil. De gedachte dat Stella nog om de hoek kijkt vannacht, stelt me slechts een beetje gerust.
Thuis troost ik de tiener, die opgelucht is dat ze mee is gegaan. “Ik ben blij dat ik hem nog een knuffel kon geven”, zegt Puck. Als ik het bed induik leg ik mijn telefoon naast me en zet die tegen mijn gebruik in, niet in de vliegtuigmodus. Net als destijds, bij mam.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
