Mijn vader kan prima alles zelf. Ik ben – volgens hem – dan ook geen mantelzorger.
Ondanks dat ik alle boodschappen regel, met hem naar de opticien en geriater ga, zijn stoel voor onder de douche in elkaar zet, de puzzelboekvoorraad aanvul, postzegels koop of pakketjes bij het afhaalpunt ophaal, die niet geleverd werden omdat pap z’n deurbel per ongeluk op stil drukte.
Nee, ben je gek, mantelzorgen is iets heel anders. Dat was alles wat hij zelf deed toen wijlen mijn moeder dementeerde. Hij zorgde ervoor dat ze zich niet bezeerde, suiker in plaats van muntstukken in de koffie gooide en niet in haar pyjama naar buiten ging.
Telkens als hij dat soort dingen zegt, stoor het me. Toch laat ik hem zijn gang gaan. Hij is al ruim 49 jaar mijn vader. Ik weet dat hij als kind door beide ouders zwaar verwaarloosd is en zich dus nooit gezien of gehoord heeft gevoeld. Met als gevolg dat hij op z’n 86e nog steeds naar erkenning hunkert. Ik weet inmiddels, noem het levenswijsheid, dat wat iemand zo ontbeert hij of zij onmogelijk aan een ander geven kan.
Waar ik vooral tegenaanloop, is dat mijn vader weigert toe te geven dat het slechter gaat. Hij kan alles nog prima zelf, zegt hij. Behalve z’n persoonlijke hygiëne regelen, gemakkelijk uit bed stappen en zich aankleden. “Het gaat goed hoor”, maar zijn eigen handschrift kan hij niet ontcijferen. “Er is niks aan de hand”, maar parkinson is op z’n stembanden geslagen zodat hij zich nauwelijks verstaanbaar kan maken. Zijn stem is broos en zacht als ik hem bel. Dat ligt niet aan de ziekte, want: “Ik heb de hele dag gewoon nog niet gepraat.”
Hij zit dus zwaar in de ontkenning. Het kost me pijn en moeite om hem te laten inzien dat alleen wonen niet langer kan. Hij is echter net niet slecht genoeg voor een spoedindicatie, waardoor het wachten is tot hij in een rolstoel moet.
Ik poog soms het gesprek daarover te openen. “Pap, wat als je straks niet meer kunt lopen? Als je in een rolstoel belandt?”
“Dat zien we dan wel weer”, is zijn antwoord.
Hij beseft niet dat hij met die houding ook druk op zijn volwassen kinderen legt die zelf gezinnen hebben. Zo kan mijn broer uren bezig zijn als pap het besturingssysteem van zijn computer per ongeluk op Chinees heeft gezet.
En dingen regelen, dat zit in onze genen. Pap heeft de zaakjes goed voor mekaar, mocht hij komen te overlijden. Ik weet al jaren precies wat hij wil, wie er niet op de crematie mag komen en welke muziek er gedraaid moet worden. De fase daaraan voorafgaand, een die bij mam emotioneel slopend was, is zwaar voor de naasten en juist daar steekt pap z’n hoofd voor in het zand.
Vorige week vroeg ik wat hem zo tegenstond aan naar een tehuis gaan. “Dan heb je vaker contact met anderen, al is het maar om je aan te ergeren. Dan heb je een andere focus, kom je uit je isolement. Dan kun je mee met uitjes die voor je geregeld worden, ze kunnen je gemakkelijker vervoeren”, bracht ik in. Het zijn voordelen die hij helemaal niet zo ziet. “Als ik daar zit, dan kan ik niks bepalen. Dan wordt de dag voor mij ingevuld. Dan heb ik geen controle over wat en wanneer ik eet, waar ik naartoe ga of wie me helpt douchen. Het is telkens iemand anders.”
Vrienden zeggen weleens: ga er dan minder vaak heen, trek niet zo taken naar je toe. Maar natuurlijk doe je dat als kind. Goed, hij is een ongelooflijk eigenwijze, sombere kerel van 86 die niks van een ander wil aannemen. Maar ik ben dankbaar dat hij er nog is. Het blijft wel mijn vader, van wie ik zielsveel houd.
Gelukkig gloort er hoop. Want morgen krijgt pap eindelijk een rondleiding in een tehuis dat in onze buurt staat, op nog geen vijf minuten lopen van mijn huis. Drie keer raden wie die tour geregeld heeft, hem begeleidt, ophaalt en weer thuisbrengt? Precies, de mantelzorger.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
