Mijn vader zit inmiddels drie weken in een revalidatiecentrum, waar hij zijn kamer met een ander moet delen. De eerste dagen zat hij met Wim, die redelijk snel naar huis mocht.
“Mooi toch”, zei pap toen het vertrek zich aandiende, om daarna eraan toe te voegen: “Dan heb ik de kamer voor mij alleen. Lekker rustig.” Kort daarop volgde Kees die een stuk jonger dan papa was, maar vreselijk snurkte. Pap had uit pure dwarsheid de tweede nacht op twee houten stoelen in de gang gepoogd te slapen. De rest van de patiënten sprak er schande over. De verpleging reageerde adequaat: Kees werd verhuisd en pap zat weer alleen. Je kan veel over mijn vader zeggen, maar niet dat hij niks voor elkaar krijgt.
'Ik ontloop sommige vrienden en kennissen, uit schaamte voor alle huidige misère'
Gisteren belde hij vrolijk op en meldde: “Ik krijg opnieuw een kamergenoot. Kiekn wat ’t wordt.” Na de slechte ervaring met Kees had hij er blijkbaar weinig vertrouwen in. Wanneer ik op bezoek ga blijkt het allemaal mee te vallen. Naast pap slaapt een meneer, het gordijn tussen hen is halfgesloten. “Dat is Ben, hij heeft net een nieuwe knie gekregen, dus die zit hier zeker wel een maand.” Pap vertelt honderduit over Ben, die vijf jaar jonger is, ook weduwnaar en oorspronkelijk uit Drenthe komt. Uit de verhalen maak ik op dat ze elkaar uitstekend liggen. Ben is nog maar een halve dag papa’s kamergenoot, het is nauwelijks lunchtijd en ik weet al meer over hem dan over mijn eigen buren. Fijn.
Plots loopt een man met schort de kamer in, hij heeft een kar bij zich waar een maaltijd op staat. “Meneer Jansen?” vraagt hij voorzichtig. “Die slaapt”, zegt mijn vader. En dan richt hij zich tot mij: “Het duurt wel even voordat Ben weer kan lopen, dus krijgt hij het eten op bed. Ik niet”, zegt hij. “Nee meneer Olde Olthof, u moet naar de zaal”, knipoogt de man met het schort. Ik help pap in de benen. En zie dan dat Ben wakker is. “Hallo”, zeg ik en stel me netjes voor.
“Heb jij wél Tafeltje dekje?” vraagt pap. Ben knikt lachend. “Wat een service hier hé”, grapt mijn vader. “Tot zo.” Hij draait de rollator richting de zaal.
Pap en ik lopen samen de gang op, ik richting trap, hij naar de eetzaal. Voor ons staan al wat vrouwen met hun rollator in een kleine file bij de deur te wachten.
“Hoi Frans”, zegt er een. “Dag Els”, zegt pap. Als ik hem bij het afscheid een kus op de wang geef, zegt Els: “Ach, wat lief toch.”
Eenmaal thuis raak ik verzeild in mijn werk en het huishouden. Dan hoor ik een telefoonmelding: dat moet pap zijn, hij is de enige die mij nog smst. Dat zijn geen echte berichten, maar eerder bestellingen of korte opmerkingen die ik soms moet ontcijferen. Het laatste sms’je ging over huzarensalade. ‘De slaatjes zijn een groot succes, graag aanvullen. Love you, pap.’ Ik ben aardig wat tijd aan pap kwijt geweest vandaag dus ik wacht even met lezen. Na het opvouwen van de was bekijk ik het bericht en schrik. ‘Mijn kamergenoot is net overleden. Treurig. Gedoe.’
'Als ik eerlijk ben: ik heb eigenlijk altijd meer van mijn vader gehouden'
Ik bel hem en kom erachter dat pap op de gang zit te wachten tot de kamer is schoongemaakt en het rouwende bezoek weg is. Het is inmiddels voorbij bedtijd in het centrum. Als ik hem de volgende ochtend bezoek, is het bed waar Ben nog geen vierentwintig uur geleden op lag te slapen, leeg. Alles, tot aan de plastic matrashoes, is eraf. De persoonlijke spullen zijn verdwenen.
In de hoek zit pap, half ingedut in een stoel. Hij heeft die typische Parkinson-blik: het in je lichaam verstopt zitten, de afwezige staar. “Hey pap … Heb je een beetje kunnen slapen?” “Niet echt.” Ik houd zijn hand vast, die bizar koud aanvoelt. “Ik zat er gewoon bij, heb de noodknop ingedrukt, maar kon niks meer voor hem doen. Hij riep nog ‘help’. Ik voelde me zo machteloos …” Hij huilt geluidloos en mijn tranen komen vanzelf.
“En dan de reactie van zijn dochter, dat vond ik hartverscheurend”, fluistert papa omdat hij weinig kracht achter de stembanden heeft. “‘Dit kan toch niet. Dit kan niet’, bleef ze maar zeggen.” Ik houd pap stevig vast en ben stiekem opgelucht. Dankbaar dat hij nog wel leeft.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
'De wereld op z’n kop: tieners op fatbikes en volwassen vrouwen ín een bakfiets'




















