Het is al een half jaar geleden dat mijn moeder overleed. En in de zes maanden afwezigheid is er naast rouw vooral van alles op z’n plek gevallen. De band die ik met mam had, voordat ze alzheimer kreeg, was veruit slecht te noemen. Al van kinds af aan.
Ergens rond het tiende levensjaar besloot ik: ik wenste in niets op mijn moeder te lijken.
Al deed ik dat fysiek juist wel, qua karakter waren we altijd uitersten. Ik had het hart op de tong en was een spring-in-’t-veld. Altijd een enorme knuffelkont. Mam was gereserveerd, afstandelijk en niet van het lichaamscontact (en dan druk ik me nog zacht uit).
Ook de rol die mam in ons gezin speelde, was er niet een die ik ambieerde. Een prinses op de erwt soms. Autorijden deed ze alleen in haar eigen Mini, niet in de auto van pap. Zij deed enthousiast het huishouden, het was bizar schoon in huis. Ze streek zelfs thee- en zakdoeken. Ik heb daar een broertje dood aan. Als er gedoe was bleef ze één front met m’n vader, ook al hield ze er een andere mening op na.
“Ik heb een jurk gezien in het boetiekje om de hoek”, vertelde ze waar ik als kind bijzat aan mijn vader. “Die was 90 gulden, kan ik die nu kopen, of moet ik even wachten tot het einde van de maand?” Mijn moeder liet, in vol vertrouwen, haar geldzaken door mijn vader regelen. Dat was nu eenmaal de rolverdeling. Verzekeringen, bankzaken en saldo’s interesseerden haar niet.
Als tiener stuiterde ik toen ik dit gesprek hoorde. Het was de ‘een slimme meid is op haar toekomst voorbereid’- tijd, dus hell no dat ik ooit aan mijn partner zou moeten vragen hoe ik er eigenlijk financieel voorstond. Mam had nota bene haar eigen werk en geld, dan hoef je dat toch niet te vragen?
Daardoor werd ik een soort Beyoncé van de familie. Shoes on my feet? I bought it, House I live in, I bought it, dat idee. Ik werd een ‘ik doe het liever zelf wel’-type omdat de prinsessenrol in huis al vergeven was en moeders geen concurrentie wilde (tot m’n puberteit mocht ik mijn lokken van haar niet lang laten groeien).
Ik heb me vurig afgezet tegen de rol die mijn moeder accepteerde, en ergens halverwege werd ik een beetje zoals pap. Die is lief en vrijgevig, maar ook mopperig omdat alle liefde die je geeft, nauwelijks terug lijkt te komen.
Misschien omdat we er blijkbaar toch iets voor terugverwachten? Pap en ik zijn beiden doodop van alle verantwoordelijkheden die we uiteindelijk allemaal zelf naar ons toe hebben getrokken omdat de ander in de relatie vaak achterover leunt. Daarvan was ik me heus eerder bewust, maar in de gesprekken na mams overlijden werd het duidelijker. Wat eerst troebel aan de oppervlakte kwam, is nu helder.
Ooit, als twintiger, heb ik beide ouders gevraagd waarom ze zo lang bij elkaar waren. Wat was hun geheim eigenlijk? Ik kon me het gewoon niet voorstellen dat je zo lang bij dezelfde persoon kunt blijven. “Op een gegeven moment weet je waar je wel of niet een punt van moet maken”, zei mam.
“Zo wilde je vader, als we naar een verjaardag gingen, precies weten hoelang we bleven en of we snel naar huis konden gaan. Ik kon daar zo boos van worden, tot ik inzag dat-ie gewoon een bevestiging wilde. Want na jaren bleek dat als-ie eenmaal op een feest was, hij juist vaak de laatste was die vertrok (daarin lijk ik ook op mijn vader, vrees ik).
“Dus”, ging mam verder. “Ik zei dan altijd: ‘Ja schat, we gaan bijtijds naar huis.’ Negen van de tien keer deden wij uiteindelijk als laatste het licht uit. Je vader wilde een gevoel van controle houden.”
Pap gaf zijn geheim ook, los van mam, prijs: “Je komt erachter wat je wel of niet een ruzie waard vindt. Zo wil je moeder niet in de oldtimer rijden, niet met me mee terug naar Australië, waar ik tien jaar heb gewoond. En ik heb haar vaak uitgelegd waar de belangrijke papieren liggen, voor het geval mij iets overkomt. Je moeder wil er gewoon niks van weten.”
Ik knikte en zei weinig, omdat ik de andere ouder niet wilde afvallen. Maar als ik eerlijk ben: ik heb altijd veel meer van mijn vader gehouden. Dat mijn moeder de toon van de muziek zette en hem beknotte deed me pijn. Toch was hij daar zelf ook bij. We lijken op elkaar. Het is een intelligente, lieve man. Die veel te geven heeft en weinig van een ander vraagt. Die, net als ik, vaak teleurgesteld is in z’n medemens.
Afgelopen week liet ik pap een reel zien op Instagram: Shout out to my dad for teaching me how to be a man. Even though I’m his daughter.
Hij lachte er hard om, ik gaf hem een kus. Hij zei dat hij trots op me was, het klonk alsof ik het voor de eerste keer hoorde. Al snel kwam het gesprek op mam en hoe pap de dingen ook in een ander perspectief begint te zien. Zonder rancune concludeerde hij droogjes: “Ik gaf haar met liefde de ruimte en je moeder deed precies waar ze zin in had.”
Ineens besefte ik: ik lijk heus een beetje op mam. En dat is helemaal oké.
