Lang dacht ik de eeuwige jeugd te hebben, maar de laatste tijd merk ik steeds meer dat ik ouder word.
De rimpels kan ik prima hebben en gelukkig ben ik nog gezegend met een hoofd vol haar, maar er zijn legio andere aspecten die me doen realiseren dat ik volgend jaar 40 word.
Volgend jaar al, hoor ik u denken? Inderdaad, the big four O.
Het is de vloek van jarig zijn op 31 december. Zodra het 1 januari is kun je zeggen dat je gisteren nog 37 was, maar dat je volgend jaar toch echt 40 kaarsen uit moet blazen.
Fysiek ben ik ook geen 25 meer. Het lopen van een marathon heeft me blijvend geblesseerd, ik ben niet meer in staat tot uitslapen en er groeit haar op allerlei plekken waar ik het niet wil en in een tempo dat nauwelijks bij te benen valt. Zeker om de week sta ik met een pincet van mijn vrouw haren uit mijn hoofd te rukken. Het komt uit mijn oren, neus en als ik er niks aan doe ben ik binnenkort Bert van Ernie met slechts één doorlopende wenkbrauw in plaats van twee.
Maar meer nog dan door de fysieke aftakeling, word ik met mijn neus op de feiten gedrukt door mijn lief. Steeds vaker roept zij uit: “Je bent echt precies je vader!” Vanochtend beklaagde ik me over hoeveel duurder het wasmiddel de laatste jaren is geworden en wás ik m’n vader. Ook zit ik de laatste tijd in de bodywarmer-fase. Zoals mijn vader al veertig jaar. En net zoals hij ben ik huiverig geworden voor het weggooien van spullen die we mogelijk ooit nog eens kunnen hergebruiken.
Naast mijn ouderlijk huis in het pittoreske Waddinxveen lagen altijd twee stapels. De ene bestond uit haardhout, onafgedekt en dus eeuwig nat en onbruikbaar, en de andere uit terrastegels waar een stukje af was. De theorie was dat het hout gebruikt kon worden als het hout dat binnen lag op was. Wat het nooit was, want we staken de haard hooguit twee keer per jaar aan, en de tegels voor als er ooit spontaan tegels kapot ging en aan het terras. Ook dit heb ik in de vijftien jaar dat ik er woonde nooit zien gebeuren.
Verder waren er op zolder: oude archiefkasten, schilderijen die niemand meer wilde hebben, fotoboeken van drie generaties terug en een antiek tafeltje waar de sierlijst afgebroken was. Het lijkt wellicht alsof ik hier de draak met hem steek, maar niets is minder waar.
Ik heb een zak met kluskleren in een la van mijn kast liggen. Kleding die ik nooit meer draag, maar die van pas kan komen als ik de handyman uithang in huis. Wat ik nooit doe of ga doen, want ik kan nog geen schilderij ophangen. In de schuur staat een massief marmeren koffietafel. die nooit meer in ons interieur gaat passen. Maar weg gaat hij ook niet, want zonde.
Vanochtend heb ik in de bouwmarkt een kwartier gedaan over het uitzoeken van het juiste kippengaas voor een afrastering in de tuin. Toen ik na tien minuten wikken en wegen de hulp in ging roepen van een medewerker, keek mijn vrouw me half vertederd en half vol onbegrip aan. En ik wist wat ze dacht: ik sta aan de verkeerde kant van de streep richting de transitie naar bejaarde. Kennelijk is Stef Bos zo gek nog niet, want ik lijk steeds meer op de oude Versteegh.
