Toen ik Ruurd – de nieuwe vriend van Tina – voor het eerst ontmoette, kreeg ik een onbestendig gevoel. Dat kon ik niet helemaal goed plaatsen, want Ruurd leek vermakelijk en niet onaardig. Hij kon goed luisteren (voor een man) en ook in z’n gedrag naar mijn vriendin toe wapperde er geen enkele rode vlag.
Wat wél na een tijdje opviel, was dat hij nogal op de centen was.
Besloten we met de vaste vriendengroep een pizza te eten bij een van de goedkope Italianen in de stad, dan wilde hij als enige geen dessert. Nou ja, hij wilde wel maar bestelde niet. “Ik loop liever naar de ijssalon om de hoek, daar is het ijs tenminste te betalen.”
Als we de rekening door onze groep van negen wilden splitten, deed hij moeilijk omdat iemand drie in plaats van twee keer drinken had besteld. Hij was de enige die de score bijhield en apart betaalde. Maar het gekke was, dat de man wel in een Porsche reed en een enorm huis bezat.
Hoe dan ook, tijd verstreek en de relatie dikte aan. Tot ieders verbazing nodigde Ruurd ons een keer met velen uit voor een etentje in zijn villa. Bij elk gerecht vertelde hij trots voor hoe weinig euro hij dit bij de Aldi had gekocht.
Toen godzijdank een kaasplankje op tafel kwam, vroeg ik Ruurd welke kazen het waren. “O, geen idee meid. Ik heb het met korting gekocht, want ze waren houdbaar tot gisteren.”
Niemand durfde het meer aan te raken. Wijn kwam uit een pak en hij had altijd een pakje droge crackers op zak.
Als we naar een concert gingen, was Ruurd de enige die geen rondje gaf en hij vertrok op het moment dat het officieel zijn beurt was. Soms haalde hij alleen voor zichzelf drinken. Vriend Joost maakte daar soms een grapje over: “Wel een vette sportwagen, maar delen ho maar. Dat komt er op je grafsteen.” Van Joost kon je het hebben. Ruurd haalde gewoon z’n schouders op.

Na wat voor alle vrienden een eeuwigheid leek, begon het ook bij Tina te knagen. Ruurd was over veel dingen niet eerlijk geweest, en ze had het idee dat hij zich een beetje voor haar schaamde wanneer ze bij zijn familie en vrienden was.
De gierigheid had haar inmiddels ook aangetast. “Sinds ik met hem samen ben, denk ik ineens bij alles wat ik koop: heb ik het echt nodig? Kan ik het wel betalen?” Volgens Ruurd moest ze overal eerst drie dagen over nadenken voordat ze het zou aanschaffen, anders was het een ‘domme impulsaankoop’. “Nou”, antwoordde ik. “Je hebt jezelf altijd gered en gelukkig ook veel gegund. Blijf dat wel doen, hoor!”
Toen hij 50 werd en een groot feest gaf, was onze vriendengroep niet uitgenodigd. Niemand via Tina was welkom, leek het. Onze appgroep ging los. Van ‘Fijn, de wijn is toch niet te zuipen daar’ en ‘Feestje gemist maar bij Ruurd nooit te dik in de kist’ tot ‘Succes met je Japanse mix en crackers’. Toch was het raar, als aanhang hoorde hij inmiddels wel een beetje bij de groep.
We besloten de beruchte feestavond dan zelf maar met z’n allen de kroeg in te gaan. Het was beregezellig, tot Tina me in tranen belde, tegen middernacht. “Ruurd is een lul, ik wil hem nooit meer zien.” Of een van ons haar nu wilde ophalen. Ze klonk boos, aangeschoten en verdrietig. Ik had nog nauwelijks alcohol achter de kiezen, dus ik ging rijden. “WIJ GAAN MEE”, schreeuwden een stuk of vijf halfdronken vrienden. We hadden geen idee wat er precies gebeurd was, maar je moest met je poten van Tina afblijven.
We reden naar de villa. Het was zomer en het feest was buiten. Naast Range Rovers stonden er Porsches en zelfs een Bentley op de oprijlaan. Joost floot wat spuug, hij was duidelijk dronken. Ik zag Tina in de tuin, ze stond op ons te wachten. Ze had gehuild. “O Maaike, het is echt een eikel.”
Ik zei niks. Maar we vingen allemaal elkaars blik op. We hadden de omgeving en de feesttent gescand. Er waren etagères vol fruits de mer, een tafel met flessen Dom Pérignon.
“Oestersss”, sliste Joost, terwijl hij licht bibberend naar een schaal wees. Er liep wel twintig man personeel rond. Bridgerton was er niks bij.
Terwijl we richting de auto liepen bleef Joost in de tuin struinen, hij draaide zich om en riep richting de feesttent: “WHAT THE FUCK… Wat hebben jullie met DROGE CRACKER-RUURD gedaan?” Gelukkig pakte de rest van de groep snel door, ik duwde Joost in de oude Volvo, en deed het raampje open.
“Ruurd heeft jullie niet uitgenodigd omdat hij zich schaamde. Voor mij en ook voor jullie”, snikte Tina. “Weet je dat hij vanavond in bijzijn van z’n vrienden zei dat hij medelijden met jullie had? De zelfkant van de samenleving, zo noemde hij onze vriendengroep.”
“Die rat heeft ons uitgezogen”, brabbelde Joost boos. “Ik ga hem op z’n bek slaan!!” Dat mocht hij willen, want hij kon op dat moment z’n eigen hoofd nauwelijks tillen.
Joost kotste even later netjes uit het raam, ik zette iedereen thuis af en besloot bij Joost te slapen zodat hij niet zou stikken in z’n zure zult. Dat is ook vriendschap.
De dag erop veranderde Tina de titel van onze appgroep in: De Zelfkant van de Samenleving.
Ruurd hebben we allemaal nooit meer gezien.
Met z’n crackers.
