Ik zag haar deze week toen ik een recept voor m’n kind kwam halen, en verstijfde. Voordat je verder leest, moet je eerst weten dat het tegennatuurlijk voelt om iemand om hulp te vragen. Bij wat dan ook.
Als ik in de supermarkt niet bij de hoogste plank kom, dan klim ik nog liever in de schappen dan dat ik een ander vraag het te pakken. Ook als ik vastloop in een relatie of alleen iets niet voor elkaar krijg; hulp vragen lukt me niet. Waarschijnlijk is het een vertrouwensissue (te wijten aan karakter en/of opvoeding), maar ik heb al jong ontdekt dat de enige op wie ik écht bouwen kan, ikzelf ben.
Het is alweer een tijd geleden dat ik vastliep en bij haar terechtkwam, de praktijkondersteuner die me bij de huisartspraktijk liet verstijven. Slapen deed ik nauwelijks, de meiden waren een stuk jonger en ik had een baan waarbij de werkdruk zo hoog was, dat er niet eens tijd was om naar het toilet te gaan.
Na het werk ontspannen was er ook niet bij, want er moest bij thuiskomst van alles gebeuren. Kortom: mijn brein maakte geen overuren, het stond 24/7 aan. Vaak werd ik midden in de nacht wakker van het hart dat keihard in mijn keel bonsde. Toen ik wekenlang getergd werd door afgrijselijke nachtmerries vond ik het genoeg.
Ziek wilde ik niet worden en ik voelde dat ik het leven zoals ik het leefde niet lang zou volhouden. Op het werk vielen ze bij bosjes neer door burn-outs. Terwijl ik naar een andere baan zocht, belde ik op een dag de huisarts. “Ik heb hulp nodig, ik ben bang dat de boog al zo lang gespannen staat, dat-ie binnenkort knapt.”
Het was een fikse drempel om te nemen, maar mijn lichaam voelde als een hogedrukpan. En al haal je de deksel eraf, dan nog loopt het kokende water over. Gelukkig kon ik een dag later al terecht. Bij de praktijkondersteuner, wat ik een prima idee vond. Mijn vaste huisarts is goed en zeer capabel, maar niet bepaald empathisch.
Bij het handen schudden voelde ik meteen dat de praktijkondersteuner, een grote vrouw met haar dat duidelijk zelf geverfd was, een flauwe grip had. Maar goed, ik negeerde mijn vooroordeel, nam plaats en deed mijn verhaal. Dikte niks aan en sprak ook niks goed.
Ze vroeg of ik hulp had van familie. Of ik die misschien kon inschakelen voor dagelijkse of wekelijkse dingen. “Nee”, zei ik hoofdschuddend. Mijn moeder was toen al zwaar dement, mijn vader kon de mantelzorg voor haar nauwelijks aan. “Mijn broer woont aan de andere kant van Nederland. Die wil wel helpen, maar ja: logistiek, hè?”, zei ik. “Buren dan?” “Ja… maar wat zal ik hen moeten vragen?” “Nou, of ze op je kinderen passen?” Ik woonde in een straat met buren die zeer op leeftijd waren. Type koude kak, met wie het qua speaking terms nooit verder kwam dan een ‘hallo’.
“Is het ook mogelijk, of zijn er instanties die je kunnen helpen als alleenstaande fulltime werkende moeder, waar ik geen weet van heb?”, vroeg ik. “Al is het maar mentaal, zodat ik niet in een burn-out raak.” Ze keek me streng aan en zei: “Nee. Je komt niet echt in aanmerking voor specifieke zorg. Maar ik heb wel tips die je wellicht rust kunnen geven thuis”, zei ze monter.
Je kon zien dat ze graag wilde helpen. “Weet je, ik ben ook een werkende moeder en heb best een druk gezinsleven. Goed… ik heb wél een man. Maar ja, de vraag is wat hij toevoegt…” Ze lachte daarbij hardop, ik gaf een lauwe reactie. “Dus wat ik tegenwoordig doe, en ik adviseer je dat ook te doen, Maaike: kook in het weekend een paar maaltijden, en vries die dan in voor de rest van de week. Dan hoef je in elk geval daar je hoofd niet meer over te breken.” Ze keek alsof ze het wiel had uitgevonden.
“Oh”, zei ik teleurgesteld. “Maar dacht je niet dat ik dat allang deed?” Nu spendeer ik alle zaterdagen niet met urenlang koken voor de rest van de week, maar geloof me: de diepvries is standaard tot de nok toe gevuld met kliekjes en maaltijden.
“Nee”, lachte ze, ze dacht niet dat ik daar al mee bezig was. “Omdat je zei dat ook boodschappen doen en koken je te veel is.” Ja meid, ALLES was me te veel. Nu had ik zeker vier stuks pittige repliek paraat (ook een verdedigingsmechanisme), maar ik ben inmiddels wijs genoeg om te herkennen wanneer je iemand tegenover je hebt die je zwaar onderschat. En dat je er weinig aan kunt doen.
Nadat het gesprek, dankzij nog meer clichés, doodviel pakte ik mijn jas en stond op. Dank voor niks, dacht ik. “Maaike, laat me weten hoe het gaat als je mijn tips hebt opgevolgd”, zei ze moederlijk toen ze haar hand uitstak. Ik kneep extra krachtig in haar slappe hand.
Toch jammer dat je opnieuw bevestigd wordt in je wereldbeeld, dacht ik, toen ik naar huis reed waar de stress me meteen in het gezicht sloeg. Je kunt maar beter alles zelf doen, bedenken en regelen. Of had ik toch op een andere plek om hulp moeten vragen?
