Het bundeltje kerstmutsen ligt al twee jaar onder in de kast. Ik vraag netjes aan mijn man of ik het mag weggooien. Soms kan het zó lekker zijn om dingen weg te smijten. Rob moedigt me zelfs aan. Weg met die rommel.
Ik doe mijn best om zo hard mogelijk te gooien, maar dat lukt slecht met stoffen mutsjes die bijna niets wegen. Er klinkt niet eens een plofje als ze in de prullenbak belanden. Dus haal ik ze er weer uit, neem wat afstand en smijt nog een keer, met alle kracht die ik heb. Dan trek ik de deksel van de emmer en stamp de mutsen met mijn voet aan. Ik weet hoe belachelijk en zelfs komisch dit eruit moet zien – het slaat ook nergens op – maar toch lucht het op.
Tig foto’s hebben we van ons drieën met diezelfde stomme rode mutsen op. Het was een gimmick bij ons thuis. Als ik uit mijn werk kwam, zette Rob me zo’n ding op het hoofd. ‘Kijk Job, mama heeft er ook zin in.’ Job fladderde dan enthousiast met zijn armpjes, vader en kind zongen uit volle borst kerstliedjes mee die al vanaf november dagelijks op stonden, en ik rolde met mijn ogen. Kerst was hún ding, of eigenlijk Robs ding, en hij nam zijn zoon erin mee.
Succes verzekerd. Job was een dankbaar publiek, ook wanneer Rob zich boven verkleedde als kerstman en met witte baard en lang krullend haar naar beneden kwam om zijn zoon te verrassen. Job was idolaat van de kerstman, en ik smolt telkens weer als ik zag hoe ontspannen hij bij hem op schoot zat. Job moet het gevoeld hebben, dat die ho-ho-man ergens bekend was.
Bij elke vreemde gedroeg hij zich vreselijk verlegen, maar bij deze kerstman voelde hij zich op zijn gemak. We hoefden ons nooit af te vragen of Job nog in Sinterklaas of de Kerstman geloofde, want hij wist helemaal niet wat geloven was. Voor hem was alles wat hij om zich heen zag, gewoon waar. Ik vond dat een van de mooiste uitvloeisels van zijn verstandelijke beperking, die onbevangenheid. Het maakte dat je er alles aan deed om te voorkomen dat zijn vertrouwen ooit werd beschaamd, dat je elke dag wilde leven met je armen om hem heen.
Maar goed, kerst is nu dus onze achilleshiel. Deze week waren we bij Hornbach voor een paar schroefjes en toen ik buiten de eerste kerstbomen zag staan, ging ik al bijna over mijn nek. Dat was de aanleiding voor mijn kerstmutsenweggooiactie een uur later. Maar wat ik ook kapotmaak – op zolder liggen nog een heleboel kerstballen die voor hun lot moeten vrezen – we kunnen ons niet wapenen tegen de confronterende maand december. De lichtjes, de gezelligheid, het commerciële gedweep met ‘familie’. Het is zo pijnlijk allemaal. Liefst zouden we ons opsluiten en pas weer buiten komen als 2024 al lang begonnen is.
Doen we niet. In plaats daarvan hebben we een tripje naar Londen geboekt, als onderbreking van die afgrijselijk lange aanlooptijd naar kerst. Ik weet dat Londen één groot over the top kerstcircus zal zijn, maar daar waren we nooit samen met Job en dus doet het minder pijn. Misschien, daar hoop ik op, is het daar zelfs wel een beetje leuk en blijken we in staat onze kersthaat om te buigen in iets positiefs. Dan hoeven we niet de rest van ons leven op te zien tegen de donkerste dagen van het jaar.
