Entertainmentjournalist Eric de Munck checkt voor LINDA. wekelijks in bij een BN’er. Soms gaat het om goede vrienden, dan weer collega’s… of hebben ze elkaar juist nog nooit ontmoet. Deze week programmamaker én schrijfster Floortje Dessing (52).
Al ruim 25 jaar reist Floortje op televisie de wereld over. Precies over dát onderwerp schreef ze het boek Heimwee moet je koesteren.
Sinds 1997 maak je reisprogramma’s op televisie. Stapte je daar ooit in met het idee dit maar een jaartje te doen?
“Ik kwam bij de radio vandaan en werkte ’s nachts bij Rob Stenders en Jeroen van Inkel. Dat was één van mijn grote dromen, die andere was reizen. Dus die ene liefde was gelukt omdat ik bij Radio Veronica werkte, maar toen zag ik ze bij televisie steeds weggaan en bruingebrand terugkomen en dacht ik ineens: het kan bijna niet, maar misschien is dat tóch leuker dan radio.
Daarna heb ik echt veel enorm stomme baantjes gehad. Ik ben omroepster geweest en heb suffe programma’s gepresenteerd omdat ik uiteindelijk graag wilde reizen. Dat lukte uiteindelijk met veel moeite, vanaf 1997 inderdaad, maar elk jaar had ik een plan voor als ik ontslagen zou worden. Dus weer naar school, of zelf rondreizen. Ik had jarenlang het gevoel, nu nog wel eens, dat ik moest bedenken wat ik hierna zou gaan doen. Heb nooit gedacht: ik zit hier prima, komt wel goed.”
Voor mijn gevoel zit er nu écht nog geen einde aan te komen, hoe zie jij dat?
“Dat weet je nooit. Het ligt eraan of je lijf het volhoudt. En of mensen het willen blijven zien, daar hangt ontzettend veel van af. Ik vind het zelf nog altijd te gek en zou het nog heel lang willen blijven doen. Joanna Lumley is diep in de zeventig en dat is gewoon een heel grappig wijf, geweldig om haar nog rond te zien reizen. Dus in dat opzicht geloof ik wel dat je het reizen op zich lange tijd kan volhouden, maar het moet je gegeven zijn.”
Toen je een aantal jaar geleden zo enorm ziek werd (knokkelkoorts, hersenvliesontsteking), zijn dat de momenten dat je denkt dat het stopt?
“Toen ik zo ziek was had ik echt enorm veel ellende. Een kapotte blaas, ik kon niet meer lopen, was gewoon helemaal kapot, zo voelde het. Toen dacht ik echt: dit was het dan. Een rare gewaarwording, maar nu doet alles het weer, haha.”
Je boek is er. Heimwee moet je koesteren heet het. Vroeger keek je neer op mensen met heimwee schrijf je, hoe zit dat?
“Ik weet dat ik als kind altijd dacht: heimwee is echt voor knuppels. Hoe kan je nou heimwee hebben naar huis? Je moet de wereld zien, avonturen beleven. Daar is het leuk, thuis is het saai. Ik had een enorm fijne jeugd hoor, maar er gebeurde niet zo enorm veel.
Ik snapte niet dat je heimwee kon hebben naar iets wat zo enorm gewoon was. Toen ik ouder werd leerde ik dat heimwee staat voor een soort weeïge pijn naar thuis of iets wat thuis is. En dat betekent dan dat thuis iets moois is. Met veel liefde, verbinding, vriendschap en familie. Dáár kan je naar verlangen. Het is eigenlijk een cadeau dat je zoiets kan voelen, maar ik zag dat gewoon helemaal niet.”
Eigenlijk had je boek al eerder moeten verschijnen. Iets na je vijftigste verjaardag, maar toen kwam covid en wilde je even niks. Toch?
“Wat er gebeurde… ik had 25 jaar kei- en keihard gewerkt, zoals nu eigenlijk. Dus covid was voor mij een soort time-out van alles wat ik normaal deed. En schrijven valt daar ook onder, ik schrijf columns en boeken en mijn eigen voice-overteksten. Dus ook daarbij gunde ik het mezelf er even niet mee bezig te zijn. Had ook helemaal geen inspiratie.”
Maar dat stemmetje in je hoofd dat zei: ‘Ik moet door’. Waar was dat?
“Helaas is dat stemmetje er altijd. Maar voor mij betekende het in die tijd niks produceren, op wat voor vlak dan ook. Is niet helemaal gelukt ook, want ik heb een serie gemaakt in Nederland. Maar het was vooral een periode van ‘op de plaats rust’.”
Er even inkomen na covid zat er bij jou ook niet in hè?
“Nee, maar dat heb ik sowieso nooit. Als jij nu tegen mij zegt: ‘Je mag nog even naar huis om spullen te pakken, maar daarna ga je naar Kazachstan’, dan doe ik dat gewoon. Daar heb ik totaal geen moeite mee.”
Je schrijft in je boek een verhaal dat je met min 30 graden in Groenland was en nooit meer warm dacht te worden. Tóch bleef je positief, hoe komt dat?
“Dat is mijn moeder geweest denk ik. Die heeft de ongelofelijke eigenschap om altijd bij alles positief te blijven. Ik heb echt wel eens van die momenten dat ik er helemaal doorheen zit en dan zegt mijn moeder doodleuk: ‘Morgen is er een nieuwe dag, dan kan je weer opnieuw beginnen’. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. Dat is echt mijn moeder.
Plus, als je zit te huilen van de kou, dan ís het ook gewoon heel erg koud. Maar als je dan een hutje inloopt waar een Inuit zit die vuur heeft gestookt is het leed weer geleden. Ik kan daar echt snel een draai aan geven zodat het minder erg is.”
Wat heeft het reizen je behalve avontuur nog méér gebracht qua levenslessen?
“Het is niet dat ik ineens een ander mens geworden ben. Alles wat ik al had, is sterker uitvergroot. Alle eigenschappen en eigenaardigheden die ik heb, zijn meer op de voorgrond gekomen. Bijvoorbeeld nog onafhankelijker, nog makkelijker in alles.
Mij maak je de pis niet lauw. Ik kan door het reizen ontzettend relativeren. We kunnen ons in Nederland zo enorm druk maken over dingen waarvan ik denk: valt allemaal wel mee als je het grote plaatje bekijkt. We leven echt heel erg in onze eigen bubbel.”
Jij doet alles nog steeds zelf. Ook dit boek heb je zelf gemaakt. Kan je nu je wat ouder bent al makkelijker dingen uit handen geven?
“Welnee, ik ben nog altijd een enorme controlfreak. Maar ik weet inmiddels hoe irritant dat is. Overigens kán ik wel dingen loslaten, het is voor mij belangrijk dat ik met goede mensen werk. En dat doe ik, op alle vlakken. Ik wil weten met wie ik kan werken, maar als ik dat eenmaal doe, kan ik het echt prima uit handen geven. Die mensen zijn zo enorm goed in wat ze doen.”
Als het op schrijven aankomt, of je teksten bijvoorbeeld, dat doe je toch echt zelf?
“Altijd ja. Ik was bijvoorbeeld met mijn boek bezig en zat al op 70 procent. Daar hielpen mensen me wel bij hoor, maar toen heb ik alles weggegooid en ben ik opnieuw begonnen. Dan wil ik het anders, vind het niet goed genoeg en zie te weinig van mezelf terug. Ik gooi het makkelijk weg en begin nog een keer. Zo ben ik. Heel vermoeiend. Voor mij.”
Wanneer zet je dan uiteindelijk een punt? Of blijft het altijd een komma?
“Dat vind ik heel moeilijk. Overigens vind ik het hele schrijfproces moeilijk. Ik begeef me op andermans terrein. Ik kan een lekker stukje wegschrijven, maar ben geen schrijver, dus dat is spannend. Ik denk niet: ‘nou Floortje Dessing, wat heb jij een topboek geschreven’. Wel vind ik het enorm leuk en ben ik er blij mee. Maar ik ben nooit klaar. ‘Niks meer aan doen’ vind ik lastig.”
De Gouden Televizier-Ring winnen met je programma, dat vond ik écht een hoogtepunt in die vijfentwintig jaar. Hoe kijk jij daarnaar?
“Nou, dat klinkt heel cliché, zo’n Ring winnen. Iedereen die zegt dat het maar een tv-prijs is, vind ik crap. Het is heel bijzonder. Dat Nederland jouw programma kiest als publieksprijs. Zo’n leuke ervaring. Sinds die uitreiking zijn mensen nog steeds zo enthousiast.”
En je wás zo aandoenlijk die avond… ik hield óók van je!
“Haha ja, ik was daar met mijn team en wij stonden tegenover Geer & Goor en Penoza en al die types. Als kleuters op een grotemensenfeest voelden we ons. Geer & Goor waren er met John de Mol en een hele delegatie en wij gingen er stiekem met die prijs vandoor, zo voelde het. Een wonderlijke en grappige avond. Ik ben natuurlijk totaal niet ‘Hilversum’, feesten, partijen, gala’s en dat soort dingen. Dus dan is het heel gek als je daar ineens staat met al die mensen om je heen.”
