Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks het vuur na aan de schenen. Deze week schrijver en columniste Lale Gül (24), over haar jaar, wijn en kerst.
Je won dit jaar voor je debuutroman de NS Publieksprijs, als jongste schrijver ooit. En nu werd je ook nog door Elsevier Magazine uitgeroepen tot Nederlander van het Jaar, opnieuw als jongste ooit. Waar was je het meest blij mee?
“Die NS Publieksprijs heb ik gewonnen met stemmen van mensen, en dan ook nog met een enorm percentage, terwijl Johan Derksen, Saskia Noort en de Meilandjes ook genomineerd waren. Mensen geloven me niet als ik zeg dat ik het niet verwachtte, maar ik dacht tijdens die uitzending echt nog: nou jongens, schiet maar op, dan kan ik naar huis. Ik vind het nog steeds onwerkelijk. Want wie ben ik nou; ik kom net om de hoek kijken.”
De titel van je boek is Ik Ga Leven. Daar zit een nogal wrange speling van het lot in: toen je eindelijk in vrijheid kon gaan leven, hield dat leven voor een deel op, want toen kwamen de lockdowns en quarantaines. Daar zitten gek genoeg gelijkenissen in: ook jij mocht tot voor kort niet naar clubs, naar cafés, naar festivals, ook jij had een soort avondklok. Niemand heeft zich in die zin beter kunnen voorbereiden op corona dan jij.
“Ja. En toch hebben mensen in coronatijd nog meer vrijheid dan ik had. Ik kon niet gaan en staan waar ik wilde, dragen wat ik wilde, naar het strand in de zomer, gezien worden met wie ik wilde. Mijn broertje daarentegen hoefde thuis niks te doen, die mocht hele dag wegblijven en met zijn vrienden naar de Shisha lounge. En dan zat er ook nog elke week iemand in de woonkamer die om mijn hand vroeg. Die druk was heel verstikkend: de druk van ‘wanneer ga je een keer verloven en trouwen’, ‘wanneer ga je een keer aan de kinderen beginnen’, ‘de klok tikt’, ‘je bent al bijna over datum’. Het was een soort dubbelleven, waarvan ik me steeds afvroeg hoe lang ik het vol ging houden. En ontsnapping in de vorm van op mezelf gaan wonen was ook niet mogelijk.”
Hoe moeten we ons een gesprek voorstellen met zo’n man die je niet kent, maar met wie je geacht wordt te trouwen?
“Die kende ik wel, via via. Zijn ouders hadden dan de koppen bij elkaar gestoken met mijn ouders. En daar was bedacht: we hebben allebei een jongvolwassen kind, die zouden wel een goed gezin kunnen vormen. Dus laten we ze met elkaar matchen, dan hebben we dat ook weer gehad. Als zo’n man een inkomen heeft en niet aan de drank of drugs zit, is het al snel goed. Zo zijn mijn ouders ook bij elkaar gebracht, en iedereen om ze heen. Ik heb al mijn nichten die transitie zien meemaken; van een leuke gezellige meid naar ineens verloofd en getrouwd, en dan opeens gehuld in doeken achter een kinderwagen. Mij werd nooit gevraagd wat ik wilde, wanneer of met wie. Jezelf ontwikkelen, reizen, studeren, boeken lezen: waarom zou je dat doen? Overbodig, daar draait het leven niet om. Dat draait om trouwen, kinderen maken, goed koken, een goeie huisvrouw zijn, voor je man en kinderen klaar staan, familieverbanden warm houden, elke dag visite over de vloer, en arm in arm naar de markt gaan om bloemkool uit te zoeken.
Maar een gesprek met zo’n man, dat voerde ik niet eens. Ik kwam binnen, mijn ouders vroegen: ‘Wat vind je van hem, hij wil om je hand vragen’, en ik dacht echt alleen: what the fuck?”
Je hebt heel veel bedreigingen gekregen, en krijgt die nog steeds. Daar kun je je nu voor afsluiten, zeg je wel eens. Dat wil je waarschijnlijk niét voor alle aardige en leuke berichten die je vast ook krijgt.
“Ik moet eerlijk zeggen dat ik vaak besluit om helemaal níks te lezen, ook omdat ik het heel druk heb. Maar ook omdat ik veel te veel berichten krijg; als ik iets zeg over Erica Meiland zijn het er al duizend of zo. Dan kun je er wel doorheen scrollen, maar daar heb ik geen zin in. En hoe raar het klinkt, de mensen die om hulp vragen of vertellen dat ze een vergelijkbaar verhaal hebben. Daarbij denk ik inmiddels meestal: sorry, maar ik ben geen privé-psycholoog. En zo zien sommigen mij helaas wel. Of ze zien me als een oudere zus, of een rolmodel, of wat dan ook. Ik zou wellicht hetzelfde hebben als ik nu zelf nog achttien was en iemand als ik op televisie zou zien. Dan zou ik ook een berichtje sturen, dus dat snap ik wel. Maar ik kan niet alles tegelijk.”
Als mensen je schrijven dat ze zichzelf in je verhaal herkennen, zijn dat dan meestal ook moslima’s?
“Het gaat alle kanten op. Van mensen die zichzelf herkennen in de wijk waar ik opgroeide tot inderdaad moslima’s in hetzelfde schuitje, maar ook bijvoorbeeld christenen en Jehova’s getuigen. Tot mensen die het universele concept herkennen van botsen van je ouders, zonder een religieuze component erin: ‘Je moet het bedrijf overnemen, want je bent ons enige kind, dus je mag geen profvoetballer worden’.”
Er bestaan meer bekende romans in Nederland waarin de ontworsteling aan een streng religieuze opvoeding centraal staat, van ‘Knielen op een bed violen’ en ‘Terug naar Oegstgeest’ tot ‘Dorsvloer vol confetti’. Voel je daar verwantschap mee?
“Over dat laatste boek, van Franca Treur, heb ik zelf op de middelbare school mijn boekverslag en spreekbeurt gehouden. Daar herkende ik wel veel in, vooral het verstikkende dat ze beschrijft. Ze heeft wel een heel andere schrijfstijl dan ik. De enige in Nederland waar ik mezelf mee kan vergelijken, is Naima El Bezaz, die vorig jaar zelfmoord heeft gepleegd. Zij schreef over precies dezelfde thema’s als ik. En natuurlijk voel ik verwantschap met Ayaan Hirsi Ali, hoewel zij nón-fictie schrijft. Als het gaat om stijl, ben ik erg van Michel Houellebecq en Herman Brusselmans. Ze trekken zich ook niet te veel aan van fatsoensregels, daar hou ik wel van.”
In veel opzichten heb je heel ervaringen in te halen. Gaat het je goed af dat met mate te doen, of lig je er, als er ooit weer festivals zijn, laveloos in de hoek van de tent?
“Ik geloof in het hedonistische idee van zoveel mogelijk genieten, en ik geloof niet in het idee van honderd jaar gelukkig moeten blijven met één iemand. Ik vind mijn vrijheid zó belangrijk, dat ik zelf een huwelijk of relatie ervaar als onvrijheid; ik wil alles kunnen doen en laten en zeggen en denken wat ik wil, en dat voor altijd. Als er ook maar iets is dat me daarin beperkt, krijg ik daar heel veel jeuk van. Ik zit dan ook elke dag aan de wijn. Dat zie je ook aan me: vergeleken met de eerste keer dat ik op televisie was ben ik volgens mij tien kilo aangekomen. Vind je het gek? Dat komt van elke dag wijn, of champagne, of bier. En kaasjes! Ik geniet echt volop, ik neem het er echt van. Voor zover dat nu kan.”
Je leven is nu zó anders dan het leven dat je beschrijft in je boek. Lijkt dat daardoor veel langer geleden?
“Ja, ik kan me dat soms bijna niet meer voorstellen, terwijl dat leven pas negen maanden geleden was. Echt gek, ik weet niet waardoor het komt dat mijn korte termijn geheugen me soms al in de steek laat.”
De wijn.
“Haha! Ja, misschien. Maar ik ben die woede ook kwijt. Als ik nu schrijf, is mijn stijl ook heel anders dan in het boek. Ik was er helemaal klaar mee, wilde niets dan weg. Nu bén ik weg, en heb ik alles een beetje op een rijtje, met geestverwanten en vrijdenkende mensen om me heen. Eindelijk rust aan mijn hoofd, in plaats van mensen die de hele dag aan mijn kop zeiken. Daardoor merk ik dat ik een ander mens ben. Ik dacht altijd dat ik een agressief persoon was, met een kort lontje. Maar dat was gewoon wat mijn omgeving in me opriep, merk ik nu. Ik ben nu veel positiever, en veel liever tegen anderen.”
Heb je ook nog manieren uit je oude leven overgehouden? Zoals vreemdgangers altijd hun telefoon met het scherm naar beneden blijven neerleggen?
“Ja, inderdaad, zo leg ik mijn telefoon ook nog automatisch neer, omdat vroeger niemand mocht zien dat ik met jongens appte. Ik merk ook dat ik op de een of andere manier nog steeds geen varkensvlees kan eten, dan gaat mijn maag op slot. Maar meer kan ik niet noemen: de meeste gewoonten heb ik inmiddels verwijderd uit mijn systeem. Wel heeft het lang geduurd voor ik het idee had losgelaten dat je als vrouw het huishouden en het eten als taak hebt. Pas nu leer ik dat mannen ook echt kunnen koken. Dat moet ik nog processen.”
Heb je je er al bij neergelegd dat, wat je ook de rest van je leven zult doen en schrijven, je altijd herinnerd zal worden aan je debuut?
“Dat klopt, het is een soort mega-tattoo. Ik heb me daar wel mee verzoend. Ik zie een beetje op tegen de bedreigingen die zullen komen als de verfilming van mijn boek uitkomt, dat wel. Omdat Netflix internationaal is, en dus ook mensen in bijvoorbeeld Pakistan het verhaal dan gaan zien, en omdat een film over een hoofdpersoon met een hoofddoek die over wilde sex schrijft nog niet vertoond is. En ja, ik zal altijd herinnerd worden als ‘dat ene moslimmeisje’, zoals Johan Derksen me nog steeds noemt. Maar dat is oké, dat ís ook een belangrijk deel van mijn identiteit.”
Wordt dit je eerste echte Kerst?
“Ja, eigenlijk wel. Ik zie er erg naar uit. Ik zal wel weer aan de wijn gaan. En hoort kalkoen ook bij kerst, of is dat Thanksgiving?”
Foto: Bob Bronshoff