“Het is inderdaad kanker, Eva. Longkanker.” Met z’n drieën op een rij zitten we tegenover de longarts, als stoute kinderen tegenover de schooldirecteur. Matthijs zit rechts van mij en mama links. Een vriendelijke arts, dat zie ik wel, maar hij zegt wat ik helemaal niet wil horen.
Dit is een voorpublicatie uit ‘Longeneeslijk – hoe mijn kanker pure pech én puur geluk kon zijn’, het boek van Eva Hermans-Kroot. Zij overleed 30 november 2024 op 26-jarige leeftijd aan de gevolgen van longkanker.
“Foutje zeker?”, grap ik. “Net als die eerdere voorspellingen? Ik heb nooit gerookt.” Het is geen foutje. Sterker nog, de longarts vertelt me dat we zo snel mogelijk aan het behandelplan moeten beginnen.
Het is woensdag 24 maart 2021, elf uur ’s ochtends en we bespreken de uitslagen van de pet-scans die ik zes dagen eerder liet maken. Voor die scans was ik niet nerveus geweest, behalve dan voor het lange stilliggen. Dat vond ik op voorhand al kut, want door mijn ADHD beweeg ik altijd wel iets. Wat nou als ik moet hoesten? Of als ik nies? Of als mijn ooglid gaat trillen? Gelukkig viel het mee. Na een half uur was het al voorbij.
Toen ik na de scans thuiskwam, lag de brievenbus vol met kaartjes en werden er bloemen bezorgd. Zo ontzettend lief! Matthijs en ik kregen op dat moment de steun die we nodig hadden. Aan het einde van die week stond ons huis vol met bloemen, kaarten, droogbloemen en chocolade. Zo bijzonder, al die aandacht en dat meeleven. Ik voelde me zelfs een beetje vereerd. Op een gegeven moment zei ik voor de grap tegen mama dat ik inmiddels wel genoeg bloemen had en dat ik nu onderhand wel van die ballonnen wilde. Dat heb ik geweten, want natuurlijk kwam zij met ballonnen aanzetten en niet veel later stond ons huis daar weer helemaal vol mee.
Die scans vielen dan misschien mee, maar de uitslag doet dat zeker niet. De kanker zit in beide longen, en eigenlijk overal. In mijn borstbeen, onder mijn linkeroksel, die bult in mijn nek en een klein stukje in mijn stuitje. Mijn hele lichaam is verkankerd. Longkanker laat zich meestal te laat zien, omdat je niet zo snel klachten krijgt. Als het ontdekt wordt, is het vaak al uitgezaaid. En daarbij is mijn leeftijd ook nadelig. Als je jong bent is je celdeling veel sneller. We weten dus niet of de uitzaaiingen er al lang zaten of pas drie maanden. Boeit ook niet, want ze zitten er.
Als het woord ‘chemo’ valt, denk ik meteen aan ‘kaal’. Die kans bestaat, antwoordt de longarts op m’n vraag of ik ook mijn haar zal verliezen. Ik moet heel hard huilen. Kaal is echt stereotiepe kanker. Dit maakt het meteen zo echt. Ik vraag de arts hoeveel procent overlevingskans ik heb, waarop hij zegt: “Dat kan ik niet zeggen, maar beter maken gaat niet lukken.” Huh?
De kanker blijkt al in stadium 4, oftewel ongeneeslijk. Mijn leven is vanaf dit moment alleen nog maar te rekken. Hij brengt het zo vriendelijk mogelijk, maar mijn wereld stort in. What the fuck? Ik ga dóód? En snél? Ik weet even niet meer wat ik moet denken of doen. Ik zie Matthijs wit wegtrekken en mama barst in tranen uit. Ikzelf ook, en ik knijp Matthijs vrij hard in zijn hand. Mama komt gelijk achter mij en Matthijs staan en troost ons allebei, ondanks het verdriet dat zij zelf op dat moment voelt.
“Kan ik mijn studie nog afmaken?”, vraag ik aan de arts. “Dat is voor mij heel belangrijk.” Hij kan er geen antwoord op geven. De woorden van de arts komen nog niet echt bij me binnen, ik kan alleen maar denken: hoe ga ik verder leven? Hoe oud kan ik worden? Ik voel vooral boosheid, dat dit mij is overkomen.
We lopen de spreekkamer uit en ik zeg tegen Matthijs dat hij maar beter een nieuwe vriendin kan zoeken, maar daar wil hij niks van weten. De dag ervoor was ik nog bij de gynaecoloog geweest om me alvast te laten informeren over hoe zo’n ivf-traject werkt.
Ik voelde me niet echt op mijn plek in de wachtkamer, tussen de zwangere vrouwen, kinderen en baby’s. Nu blijkt het invriezen van mijn eitjes voor later niet eens aan de orde, want er komt helemaal geen later. Ik word niet meer beter.
Mijn vader, zus en broertje staan al op de stoep voordat ik thuis ben. Het is verschrikkelijk om te moeten vertellen dat mijn kanker ongeneeslijk is. Vooral aan Anne, mijn zus. Een paar jaar eerder verloor zij plotseling haar lief en binnen afzienbare tijd zal ze dus haar zusje verliezen. Ze breekt, net als mijn vader en mijn broertje. “Niet weer”, zegt Anne snikkend, en dat raakt me zo. Het doet me zo’n pijn om hun verdriet te zien en te voelen. Mijn jongste zusje is pas twaalf, dus mijn vader vertelt het aan haar. Later die dag bel ik haar zelf, en ook zij is natuurlijk geschrokken en verdrietig.
Ik vraag mijn vriendinnen om ook te komen en ze zijn er allemaal. Meteen. Ik zie iedereen stuk voor stuk breken. Zelf kan ik op een gegeven moment niet meer huilen, maar ik breng wel iedereen in tranen met mijn nieuws. Ik heb er zelf geen invloed op, maar het komt wel door mij en dat voelt echt afschuwelijk.
Als iedereen weg is, kijken Matthijs en ik elkaar aan en zakken we compleet in elkaar. Dit gevoel van onmacht is zo groot en zo uitzonderlijk dat we beiden merken: dit kunnen we niet alleen. In eerste instantie willen wij die avond gewoon even met z’n tweeën zijn, maar om te voorkomen dat we weer in elkaar klappen, besluiten we om naar mijn schoonouders te gaan en daar de nacht door te brengen. Want ziek zijn kun je niet alleen en zulke diagnoses verwerken evenmin.
‘Longeneeslijk’ van Eva-Hermans Kroot is vanaf 17 december te koop. In aanloop naar de publicatie van haar eigen boek sprak LINDA. met Eva. Dit interview lees je vanaf 18 december in de nieuwe LINDA. óf via de link hieronder.
