Leon Verdonschot legt voor LINDA. wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is zanger Ernst Jansz aan de beurt. Hij werd dit jaar 75, gaat ter ere daarvan op tour, en doet dit jaar ook nog een theatercollegetournee rond Bob Dylan.
Je maakt al jaren hertalingen van Bob Dylan. Heb je het boek van de man nog niet uit?
“Nee, nog steeds niet. Hij is voor mij nog steeds een bron van inspiratie. Wat ik zo mooi vind aan Dylan is dat ik hem eigenlijk niet begrijp. Juist daarom vind ik het ongelooflijk mooi hoe hij naar de wereld kijkt en er over schrijft. Wonderbaarlijk. Overigens noem jij het hértalingen, maar ik heb een beetje hekel aan die term, want dat geeft de vertaler alle vrijheid om de grootste mogelijk onzin toe te voegen. Ik doe juist reuze mijn best om zo letterlijk mogelijk te vertalen.”
Dylan maakt ook een ongrijpbare mythe van zichzelf, al vele decennia.
“Ik vind dat wel logisch. Wat gebeurt er als je wereldberoemd bent, zoals wij dat met Doe Maar ook waren, maar dan in Nederland? Er ontstaat dan een soort parallelle werkelijkheid van jezelf: een beeld van jou dat je niet bent maar dat mensen graag in je zien, en als je niet aan dat beeld voldoet, pikken mensen dat niet. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen Dylan elektrisch ging spelen. Dus zijn behoefte om zich terug te trekken en niet alles bloot te geven, het feit dat hij eigenlijk iets achterhoudt, vind ik een heel natuurlijke reactie.”
Je bracht vorig jaar een live-album uit, opgenomen in coronatijd, dus zonder publiek: Live In Tijden van Corona. Je was zeer kritisch op, soms ronduit een tegenstander van bepaalde corona-maatregelen. Hoe was het léven in tijden van corona voor jou?
“We hadden met mijn bandje een uitgebreide tour staan, en die ging niet door. Het was een tijd van niét optreden, en ik vond het verrassend dat ik daar niet ongelukkig van werd. Wat ik moeilijk vond is dat ik inderdaad kritisch stond tegenover bepaalde maatregelen, dat ik daar ook liedjes over wilde maken, maar daar niet de woorden voor kon vinden. Ik was dus een beetje zoekende. Maar ik bleek het ook leuk te vinden om met mijn bandje, zónder publiek, met mijn muziek bezig te zijn. En ik heb een album uitgebracht met mijn vertolking van werken van componist Frédéric Chopin, een lang gekoesterde droom van me. Dus uiteindelijk was het toch allemaal ergens goed voor, zoals alles.”
Je had daar nooit tijd voor gehad?
“Ik was nooit goed genoeg. Vanaf mijn negende heb ik pogingen gedaan Chopin onder de knie te krijgen, maar het is me nooit gelukt. Ik heb nooit een klassieke opleiding gehad. Terwijl dat een popmuzikant een eigen geluid geeft, is het in de klassieke muziek juist een sta-in-de-weg. Uiteindelijk is het, vind ik althans zelf, wonderwel gelukt.”
Een van de nummers op ‘Live In Tijden van Corona’ heet Ik Was een Hippie. Was, of ben?
“Ik vind mezelf innerlijk een oude hippie. Ik heb nog steeds een beetje de idealen van de zeventiger jaren, die zijn bij mij nog steeds niet dood. Make love, not war – om maar een credo uit die tijd aan te halen, daar laaf ik mij nog steeds aan. Het ligt enorm voor de hand, maar probeer het maar eens in de praktijk te brengen.”
Uit je Doe Maar-tijd ben je het nummer Tijd Genoeg geregeld blijven zingen, met de beroemde zinnen ‘Wat ook een ander zegt / Er is tijd genoeg / Voor jou, voor mij, voor iedereen’. Omdat het treffend samenvat hoe je in het leven staat?
“In een bepaald opzicht is dat zeker waar. Net als in De bom, dat opeens nog actueler is dan in de jaren tachtig. De vraag is dus of we onze tijd in dit leven wel op de juiste manier besteden, en of we niet meer tijd zouden moeten besteden aan onze vrienden, onze familie, en ook aan mensen die we nog niet kennen. Het idee van ‘ik heb jou nooit gekend, wil weten wie je bent’ in De bom. Ik heb altijd gedacht: we moeten rustiger aan doen, niet van de ene pagina in onze agenda naar de andere rennen.”
Met Doe Maar verkocht je in 2000 zestien keer Ahoy uit, en een paar jaar later twee keer De Kuip. Solo speel je met net zoveel plezier in kleine theaters en bibliotheken. Je bent een van de weinige mensen die werkelijk álle vormen van roem heeft meegemaakt: enorme roem, bescheiden roem, geen, het leven voor, tijden, na de roem, en weer ín de roem. Voor sommige mensen is roem het hoogste doel. Anderen beschouwen het als een monster dat je verslindt. Wat is na al die jaren jouw verhouding ermee?
“Interessante vraag. Veel mensen willen beroemd worden. Dat heb ik ook gehad: ik wilde een beroemde concertpianist worden, mensen gelukkig maken met mijn muziek. Bij Doe Maar dacht ik niet: hier gaan wij beroemd mee worden. Ik zag het meer als muziek aan de rand van de maatschappij, underground, dus die roem kwam als een verrassing. Maar toen het eenmaal zover was, heb ik het wel met volle teugen in me opgenomen en ervan genoten. Ik vond dat prachtig. En toen het allemaal was afgelopen, was dat wel een keuze van onszelf, want we hebben altijd een beetje met onze hakken in het zand gestaan tegenover commercialiteit. Als ermee ophouden een eigen keuze is, is het einde van roem wel gemakkelijker te dragen. Nog steeds is het dan afkicken, maar ik vond die lessen in bescheidenheid ook mooi om mee te maken.”
Wat was binnen Doe Maar de verdeling tussen Henny Vrienten en jou?
“Heel precies weet ik dat eigenlijk niet. Je hoort wel twee verschillende persoonlijkheden in de Doe Maar liedjes, maar we haalden de scherpe randjes ook wel van elkaar af: we vonden niet alles fantastisch wat de ander maakte. Maar als we het eens waren, dan was het ook écht iets, iets bijzonders. Ik heb Henny altijd een betere componist gevonden, hij schudde liedjes uit zijn mouw of het niks was. Ik concentreerde me misschien iets meer op de teksten. Maar hij heeft ook heel mooie teksten geschreven, en ik ook mooie liedjes. Dus heel uitgesproken was die verdeling nou ook weer niet.”
Je bent in je romans en op je platen de chroniqueur van je eigen leven. Je hebt je jaren in een commune vastgelegd, je familieverleden, je Indonesische wortels. Is die geschiedschrijving nu voltooid?
“Nee. Ik ben weer met een nieuw boek bezig. Ik heb de liefdesgeschiedenis van mijn ouders aangestipt in diverse boeken, maar het verhaal is te mooi om niet in één keer helemaal te vertellen. En dan ontdek ik toch ook weer steeds dingen die ik herken van mezelf, of waarvan ik me afvraag: zou die eigenschap of dat gedrag van mij daar vandaan komen, of daarin een bron vinden? Ik leer elke dag nog bij, ook over mezelf. Daar wil ik eigenlijk nog wel een tijdje mee doorgaan. Je weet nooit zéker of iets uit de geschiedenis van je ouders of grootouders je eigen karakter of gedrag heeft bepaald, en of het erfelijk is of misschien besmettelijk. Het gaat erom dat het een verklaring kán zijn. Dat je jezelf dan weer beter begrijpt.”
Je gaat ook op tour ter gelegenheid van je 75ste verjaardag. Voelt dat als een bijzonder levensjaar? Of is het gewoon weer een nieuwe leeftijd, een nieuw getal?
“Ik dacht vooral: God, wat gaat de tijd snel. Ben ik nu al 75, dat kan toch bijna niet? Ik weet nog dat ik een tijd terug naast iemand zat die 70 was, en toen zei: als ik 70 kan worden als jij, zou ik daar meteen voor tekenen! Inmiddels ben ik dus nog vijf jaar ouder, en klopt het beeld dat ik van 75 had helemaal niet met hoe ik me nu voel. En als ik er nu over nadenk: dat is altijd zo geweest. Er was een tijd dat ik dacht dat ik nooit de 30 ging halen. Dertig: zó oud! En zo gaat het eigenlijk je hele leven. Je loopt je leven lang een beetje achter je eigen leeftijd aan.”
