“Ben je er zeker van dat je niet zwanger bent?”, vroeg mijn huisarts. Daar stond ik dan in haar spreekkamer, met mijn shirt omhooggetrokken.
“Nou ja, ik eh… áls ik zwanger ben, is het van God”, mompelde ik, om haar de details van mijn seksloze periode te besparen.
Ik nam plaats op de behandeltafel, zodat ze mijn mogelijk onbevlekte ontvangenis kon beoordelen. Hier en daar duwde ze op verschillende plekken rondom mijn navel. Niets vreemds te voelen, ik had ook nergens pijn. Maar ja, voor mijn huisarts was het duidelijk dat ik niet zat te piepen over een schattig bierbuikje. Nee, mijn buik lijkt inderdaad eerder op die van een (zes maanden) zwangere vrouw. De huisarts besloot me voor de zekerheid toch even door te verwijzen voor een buik-echo.
Jammer hoor, altijd was ik gezegend met een platte buik, ook na mijn zwangerschap. Tot vorige zomer had ik nog een gezellige relatie met mijn spijkerbroek, droeg ik sexy strakke shirts en hadden zelfs crop-tops me niet misstaan (als ik die zou hebben gedragen). Maar zomaar ineens had mijn buik besloten om zichzelf als een prominente figuur in mijn leven te presenteren. Best gekkig, gezien mijn gezonde eetgewoonten en sportroutine.
Mijn wijdste spijkerbroek weigerde dicht te gaan, het bukken om mijn veters te strikken begon al bijna een sport te worden en voor ik het wist bestond mijn garderobe enkel uit ruimvallende tops.
“Afgezien van een paar vleesboompjes, zie ik niets raars”, zei de radioloog. “Dus je moet aan de bak. Buikspieroefeningen doen, op dieet. Gezien jouw leeftijd zal het de overgang zijn.”
“Ik ben gewoon nog elke maand ongesteld, hoor”, reageerde ik, bijna alsof ik mezelf verdedigde. “Stoer hoor”, antwoordde de beste man, die blijkbaar dacht dat-ie zelf stoer was door een popiejopie toon in arts-patiënt contact te hanteren.
Maar goed, ik ben gelukkig gezond. En wat ik heb schijnt normaal te zijn. “Dit is het begin van de overgang, accepteer het. De een krijgt opvliegers, jij een buik”, roept een vriendin. “Sterker nog: de meeste mensen krijgen het allebei, plus paniekaanvallen, een droge kut, een kop vol met rimpels, hartkloppingen en zaagsel in je hoofd”, gooit een ander erbovenop.
Ik duik achter mijn laptop en het begint me te duizelen door de verschillende standpunten die ik tegenkom over de overgang. Aan de ene kant heb je het ‘leed is natuurlijk’- kamp, aan de andere kant het ‘we hebben al genoeg geleden’- kamp. Volgens het eerste kamp moet je er cold turkey doorheen, terwijl het tweede pleit voor hormoonsuppletie in de vorm van pillen, pleisters en sprays.
Pff, ik heb mijn buik er letterlijk en figuurlijk vol van. Plus een eerste paniekaanval; wat staat me in godsnaam nog allemaal te wachten? Moet ik straks, naast mezelf verhongeren en uitputten in de sportschool, ook nog een dikke hormoonpleister op m’n buikschort plakken?
Op Instagram zie ik allerlei foto’s van loeistrakke BN’ers, die gesponsord een afslankprogramma volgen: minimaal vijf keer per week trainen en een maximaal aantal calorieën per dag. Ook is er een nieuwe groep ’twiggy’s’ ontstaan, die gebruikmaakt van een of ander diabetesmedicijn waarmee je tweederde van jezelf kunt laten verdwijnen.
Hoe dan ook: ik móet ervoor zorgen dat mijn ergste nachtmerries op dit gebied geen werkelijkheid worden: het niet meer kunnen zien van mijn eigen punani of tegen elkaar klotsende buiken tijdens seks. Toch weer even langs de huisarts. Stoer zijn betekent immers ook om hulp vragen, nietwaar?
