Het is schoolkeuzetijd in huize Olde Olthof. Puck moet deze week voor volgend schooljaar een bovenbouwprofiel kiezen en verhuist ook naar een ander gebouw. Ik fiets met haar mee naar een informatieavond. Nog drie jaar en dan is ze 18, bedenk ik me, terwijl ik mijn best moet doen haar bij te houden op de fiets.
Puck weet welk profiel ze gaat kiezen, maar twijfelt tussen twee vakken uit het profiel. Dus daar richten we ons vanavond op.
De school is groot, bijna immens. Puck kijkt doelgericht, ik laat me door alle details afleiden; andere ouders, een poster van David Bowie, de oranje muren.
“Wat is het hier heet!”
“Waarom trek je je jas uit, mam?!”
“Het lijkt wel een sauna…”
“Ach, je was tijdens het fietsen ook een beetje verhit…”, pest Puck een beetje. Met haar lange benen beweegt ze als een gazelle op d’r gloednieuwe fiets. Ik daarentegen ben de hijgende wijkagent op een oud gammel ding. Menopauze of geen conditie, geef het een naam, maar alles gaat tegenwoordig een stukje langzamer.
“Weet je al welke kant je op wilt?”, vraagt een leraar aan Puck in het aardrijkskundelokaal. “Ja, ik wil denk ik de pabo doen.” “Yes”, de vrouw balt theatraal haar vuisten. “Goede keuze, wij leerkrachten kunnen wel wat versterking gebruiken.” Puck glimlacht verlegen.
Als we in het donker naar huis gaan, vindt Puck dat het te sloom gaat. Ze geeft me soms een duw in de rug. “Dit deed jij vroeger altijd bij mij, maar dan meer in de nek en schouders. Dan hield je me echt wel heel stevig vast, weet je dat nog?” Ik knik. Ze ziet niet dat er tranen opwellen. Het gaat me soms allemaal net te snel, dat opgroeien. En niemand om die weemoed mee te delen.
De volgende dag haal ik Charlie op van school. In haar hand heeft ze een envelop. Het is de uitslag van de IEP-toets. “Mochten we van de juf pas thuis openmaken.” Ineens twijfelt ze of ze het wel goed gemaakt heeft. Maar als ze thuis de envelop opent, lacht ze breeduit. Ze heeft een topscore. Ik lees dat ze ‘een fijne leerling is om in je klas te hebben.’
In de zomer gaat ze naar de middelbare. Apetrots ben ik altijd geweest, niet vanwege de fijne schoolresultaten, maar omdat het geweldige persoonlijkheden zijn. Die het hoofd boven water weten te houden in hun gescheiden leven en puberellende. Eindelijk, na negen jaar zwoegen en bikkelen als single ouder, voel ik die trots ook een klein beetje voor mezelf.
“Wist je dat een rechter meer dan een ton per jaar verdient?” Tijdens het avondeten somt Puck de beroepen op waar ze zich vandaag in heeft verdiept. Ik knik. “Weet je ook dat je heel lang moet studeren als je rechter wil worden?”, antwoord ik. Ook dat heeft ze gelezen. “Dan word ik liever advocaat. Minder lang studeren, wel veel geld verdienen.”
“Maar Puck, dan moet je dus ook iemand verdedigen die gemoord heeft…” Charlie is oprecht verbaasd. Zo snel kan het gaan, van pabo naar moordenaars verdedigen.
Puck haalt haar schouders op. “Als leraar verdien je best weinig, dat vind ik jammer.” “Geld is niet alles, als je maar liefde voor je vak hebt”, zeg ik. “Dat werken nooit als écht werk voelt, daar word je gelukkig van.” De meiden reageren niet, want dit is de zoveelste keer dat ik het zeg.
“Weet je wat ik wel had willen zijn? Een patholoog anatoom”, bedenk ik me ineens hardop. “Dat zijn toch die mensen die doodsoorzaken onderzoeken?” “Ja, zeg ik, “dat vond ik als kind al boeiend. Dat je dus aan een blauwe plek op een lijk kunt zien hoelang geleden iemand overleden is.”
Terwijl we een ijsje eten denk ik hardop: “Was zijn teennagel al blauw voor het misdrijf, en hoelang lag hij dood in het water? Pleegde hij echt zelfmoord of heeft iemand dat in scène gezet…”
“Eh, mam”, onderbreekt Puck mijn gemijmer. “Dat is meer een vraag voor een rechercheur.” Lijkt ons beiden ook leuk werk, komen we nu achter.
Charlie zegt: “Hallo… ik ben nog aan het eten! Zo’n patholoog, lijkt me saai en vies. Dat je dus de hele dag bezig bent met: oe, wat stinkt hij. Is dat alleen nu of stonk-ie gisteren ook al zo?”
