“Nu niet emo worden of gaan huilen mam, maar ik neem Ronald niet mee”, zegt Charlie. Ze loopt naar de bijkeuken en is druk met haar spullen inpakken. Deze week gaat ze op ponykamp. Het is niet de eerste keer, maar wel een unicum dit jaar, want ze wil en gaat alleen.
Waar ze vorig jaar nog houvast had aan haar beste vriendin staat ze er nu alleen voor. Dat was een bewuste keuze. En blijkbaar heeft ze ook geen behoefte aan Ronald.
Haar knuffelstokstaart is nog wel mee geweest op de vakantie. Ze deelde daar een kamer met het buurmeisje dat een jaar ouder is. Het gros van mijn reisgezelschap was tiener. Het voelde alsof de buurvrouw en ik als reisleiding mee waren. De kamerindeling was van tevoren niet gemaakt. We zouden het wel zien. De oudste dochters en buurmeisjes lagen bij elkaar, de jongste meiden ook. Ik lag in een tweepersoonskamer in een ander gedeelte van het huis. De tieners gingen los, want er was zon, zee en een zwembad.
Charlie heb ik de hele vakantie weinig gezien. Heel soms miste ik het fysieke contact dat mijn gezin altijd zo hecht maakt, maar dan pakte ik er in mijn slaap onbewust een kussen bij. Nu begint het gemis van een partner wel te knagen. Last van loslaten had ik zeker. Maar dat mengde zich met trots. Juist als je veel met een ander gezin optrekt en niet vastzit in dagelijkse werkroutine, school en huistaken zie je makkelijker hoe geweldig je kinderen zijn. Dat ze niet piepen, nauwelijks prinsessengedrag vertonen en heus een drankje durven te bestellen, ook al spreken ze de taal niet. Ze zijn sociaal, zelfredzaam en zelfverzekerd.
De termen ‘gast’, ‘pik’, ‘Masta-lekker’ en ‘hot girl summer’ blijven dagelijks aan onze strandbedjes kleven. Blijkbaar is het bij tieners hip om een tan line te kweken. En dat terwijl mijn generatie, en mijn ouders, er werkelijk álles aan deed geen witte bikinibandjes op je huid te hebben staan. Ik ben 49, dikker dan ooit en de schijt die ik aan anderen heb is nog nooit zo groot geweest. Met of zonder tan line.
Ik zit lekker in m’n vel en ben blij. Maar dat ik Charlie niet meer aan mijn zijde heb, zoals ze altijd aan mijn zijde stond, maakt me ook wat mistroostig. Ik zie dat ze haar best doet me niet grappig te vinden. En dat mag. Ik weet dat het normaal is, dat het bij de puberteit hoort. Maar leuk is anders… Want we zijn een klein gezin, we moeten het maar met z’n drietjes doen.
En nu gaat ze dus een week op kamp. Hulp bij het inpakken heeft ze uiteraard niet nodig, dit heeft ze eerder gedaan. “De cap en paardrijdkleding liggen bij pap thuis.” Haar vader brengt Charlie morgen weg. Over precies een week mag ik haar weer ophalen. Ik mis je nu al, wil ik zeggen als ze op het punt staat naar haar vader te gaan, want ik vind een week zonder sidekick best lang. In plaats daarvan stop ik haar wat extra zakgeld toe, geef een kus en zeg: “Heel veel plezier, ik hoop dat je leuke meiden op je kamer hebt en op een fijn paard zit.”
“Oh en mam: ik weet niet of we daar onze telefoon kunnen of mogen gebruiken, dus ik weet niet of ik je wel kan bellen”, zegt ze bedenkelijk. “Kijk maar”, antwoord ik zo laconiek mogelijk. “Denk vooral aan jezelf en niet aan mij!” Als ze met een glimlach de deur dicht doet zeg ik zacht: ‘Ik denk wel aan jou.’”
