Op nieuwjaarsdag moet je eigenlijk zorgen dat je het huis niet hoeft te verlaten. Het is een dag die bestemd is om te luieren. Behalve wie als eerste wakker is; die ruimt de rotzooi van gisteravond op. Daarna is het ontbijten, meestal met een oliebol. De rest van de dag worden er films gekeken, in pyjama.
Zo zitten mijn vrouw en ik dan, allebei een kind over ons heen gedrapeerd, domweg gelukkig en brak te wezen.
Toch komt het zover dat ik de deur uit moet. Ik krijg de onbedwingbare behoefte om paprika-ribbelchips te eten en dus vertrek ik richting winkelcentrum. Daar is, uiteraard, vrijwel niemand te vinden. Terwijl ik de roltrap richting de Appie afdaal, klinkt in de verte muziek en gezang.
Eenmaal tussen de schappen blijken er nog een aantal impulsieve kopers te zijn, die boodschappen nodig hebben. Die zijn dus net zo slecht als ik in de planning van hun inkopen. Met een zakje cashewnoten, een tros bananen, blikjes cola en uiteraard de chips begin ik aan de weg terug naar de auto.
Daar is weer de muziek. Omdat mijn nieuwsgierigheid het wint van mijn kater, besluit ik in de richting van het geluid te lopen. Op een binnenplein waar drie armen van het winkelcentrum samenkomen staat uit volle borst een zanger het levenslied te verkondigen. Ik val binnen op Ik meen ’t van Hazes en blijk het aantal toeschouwers meteen te hebben verdubbeld.
Een oudere heer, ik schat hem tachtig, is op zijn rollator gaan zitten en kijkt uitdrukkingsloos naar het optreden. De artiest van dienst, glimmend zilverkleurig pak aan, overhemd net een knoopje te ver open en ik vermoed een likje bruine haarverf, staat op te treden met een bravoure als stond hij voor een uitverkocht Ahoy.
Omdat weglopen uit een publiek van twee niet onopgemerkt kan, besloot ik nog een liedje mee te pakken. Het intro van Jij krijgt die lach niet van mijn gezicht schalt door de praktisch verlaten gangen. Wederom groeit het aantal toehoorders exponentieel, want een stel, inclusief hond, sluit zich aan. Als ik de viervoeter meereken, zijn we inmiddels al met een handvol.
De artiest sluit het nummer af door te vragen om een applaus voor onszelf. Iets wat ik altijd als grote artistieke armoede beschouw, ook als er niet maar vier mensen staan te kijken. Aan de andere kant, als je weet dat er toch niet voor je geklapt gaat worden, dan is vragen of mensen voor zichzelf willen klappen misschien je enige optie. Applaus is applaus. Voorzichtig klap ik, meer voor hem dan voor mezelf, en besluit dat het tijd is om te gaan. Immers, thuis wacht Shrek III op me.
Terwijl ik me richting de uitgang begeef, hoor ik nog net de klanken van Alles kan een mens gelukkig maken, een waarheid als een koe. Behalve voor de zanger van dienst.
Ik wens jullie allen een fantastisch 2024 toe en ik hoop dat jullie 1 januari beter is begonnen, dan voor vrijwel niemand zingend in een troosteloos winkelcentrum in Diemen. Happy New Year!
