Met een verhuizing in het verschiet gaan er het komende jaar veel dingen veranderen. Voor mijn twee dochters wordt de grootste wijziging dat ze van school gaan wisselen.
We gaan niet naar de andere kant van het land, maar toch ver genoeg om niet op hun huidige school te kunnen blijven.
Omdat er een aantal scholen ongeveer even ver van ons nieuwe huis liggen, bezoeken we ze allemaal om ons te oriënteren. De eerste school bevindt zich aan de rand van de hoofdstad. Een prachtig nieuw gebouw, dat is geweldig, maar dan wel omringd door drie grote flats met een ietwat grimmige uitstraling. Er zit tralies voor de ramen en de wijk is bezaaid met afval. Maar de school staat als geweldig te boek, dus we gaan, licht weifelend, toch maar. Bij binnenkomst worden we naar de docentenkamer geleid die geheel in thema van de school is ingericht. In de naam van de school zit een referentie aan een bepaald insect verwerkt en werkelijk overal zie je afbeeldingen, knuffels en modellen van de beesten terug.
Al aanwezig zijn zes paar andere ouders, maar voor we beginnen zijn we met twintig man. Kennelijk weet iedereen hoe goed de school is. Mijn vermoeden wordt bevestigd als de directrice binnenkomt. Ze gaat zitten, terwijl ze een diepe zucht slaakt, en perst er een glimlach uit. “Laat ik maar meteen één ding helder hebben”, begint ze. “Als je niet in het juiste voorkeursgebied woont, kunnen we niks voor je doen. Daar is het aantal aanmeldingen te groot voor. Mocht je nog een plek zoeken voor het volgend schooljaar, om te beginnen en/of zij-instroom, dan wordt het ook heel moeilijk. In principe zitten we al vol, maar vlak voor de zomervakantie heb ik zicht op eventuele vrijgekomen plekken.” Het blijkt het begin van een geoliede ontmoedigingscampagne.
Direct naast de directrice zit een man aandachtig te luisteren die om de paar zinnen knikt, ten teken dat hij de braafste jongen van de klas is. Naast hem zit een andere man continu op zijn telefoon. De toch al weinig geestdriftige schoolleider ziet het geïrriteerd aan, maar houdt zich in; dit is geen leerling.
Vermoeid kijkt ze op haar horloge en zegt: “Laten we maar even een rondje door de school maken.” Mijn vrouw en ik wisselen een blik: is dit nou één van de meest bejubelde scholen van de stad? In het eerste lokaal dat we bezoeken komt er zowaar een straaltje promotie door haar verhaal gesijpeld. Ze vertelt over de natuurwandelingen die ze door de buurt maken. Ik vraag me af welke natuur ze bedoelt, want ik heb enkel hoge bebouwing gezien. Een andere ouder steekt haar hand op, ten teken dat ze een vraag heeft. “Nee, nee, vragen doen we straks, anders wil nu iedereen ineens van alles weten.”
Ze beent richting de deur van het klaslokaal en als makke schappen volgen we haar allen gedwee. Onderweg zegt de luistervader dat ik lijk op een mij totaal onbekende Duitse voetballer. Ik knik maar vriendelijk uit beleefdheid. Aan het einde van de tour is het eindelijk tijd voor vragen. Een stel, blijkbaar expats, vraagt in het Engels, wat de lestijden van de school zijn. De directrice zucht zonder gêne en zegt dan: “Ik geef gewoon in het Nederlands antwoord hoor, want dat is hier ook de voertaal op school.” Dat de vragenstellers niets van haar repliek zullen begrijpen, deert haar duidelijk niets.
Wij hebben absoluut geen vragen meer. Dit is niet de nieuwe school voor onze dochters, geweldige resultaten of niet.
