‘De alimentatieflat’ noemen ze het appartementencomplex waar ik woon ook wel. De huurwoningen worden vooral door vers gescheiden mensen bewoond, maar ook door stelletjes die wachten op hun koopwoning en expats. Het zorgt ervoor dat het verloop groot is, bijna elke maand verhuist er wel iemand. Ikzelf ben onderdeel van de harde kern die er al jaren woont, gewoon omdat het een fijne plek is en omdat een koopwoning even geen optie is.
“Kijk, ze gaan weg!” zei ik tegen mijn zoon vanaf het balkon. Boven stonden verhuisdozen waar eerst een trapfietsje en ander kinderspul lag. De lamp was weg, alleen een zwart draadje bungelde nog.
“Ze waren heel lief, maar ik ben wel blij, hoor”, zei ik. Hun jongste kind is überschattig, maar een krijserd. Hij is drie en jankte veel en ongelooflijk hard – alsof er een cirkelzaag rechtstreeks mijn frontale hersenkwab in ging. “Juich maar niet te vroeg”, zei mijn wijze zoon. “Je weet niet wat je ervoor terugkrijgt.”

Profetische woorden. We hebben inmiddels nieuwe boren eh… buren en na twee weken verlang ik intens naar krijsende peuters.
Als het om woongenot gaat, ben ik een Karen. Ik hou van regels, die zijn er niet voor niks. Zo is de regel dat je na tien uur geen lawaai meer mag maken en dus ook niet aan de slag mag met een klopboor, bedacht om mensen zoals ik zonder hartverzakking naar B&B Vol Liefde te laten kijken.
Mijn nieuwe buren hadden volgens mij geen vakantiedagen meer over, want ze klusten alleen maar ’s avonds en ’s nachts. Na één keer aanbellen en later een vriendelijk doch dwingend briefje besloot ik afgelopen zondagmiddag een laatste keer naar ze toe te gaan. Beter nu rustig praten dan ’s avonds gefrustreerd en doorgedraaid naar boven stampvoeten.
Twee twintigers in de deuropening. ‘Wij waren niet om half vier vannacht aan het klussen’, zei de ene jongen met zijn armen over elkaar. ‘Nee, we waren alleen verpakkingen aan het afvoeren’, zei de andere jongen. Zij vonden het zelf ook vervelend dat ze ’s nachts moesten klussen, ze zouden dan ook veel liever slapen natuurlijk. Maar ja. ‘Klussen is prima’, zei ik. ‘Maar niet na tien uur. Gewoon nooit.’ Er kwamen nog een paar ‘ja, maars’ voordat er ‘We zijn net verhuisd, hou je bek!’ verderop uit de gang klonk.
In shock van zoveel agressie droop ik trillend op mijn benen af. Ik deelde het voorval meteen in de bewonersappgroep, ik kon wel wat steun gebruiken van de harde kern. Die kreeg ik, iedereen was net zo geschrokken als ik. Veel emojis met open mond. Wat ik niet verwacht had, was dat een van de jongens blijkbaar ook al in de appgroep zat. Na een paar uur ‘Jeetje Suus, wat erg’ en ‘Ongelooflijk, waar gaat het heen met de wereld’ van de andere buren ging hij virtueel door het stof. Hij vond het gedrag van zijn zus – de gangschreeuwer was (godzijdank) blijkbaar alleen op bezoek – zelf ook ‘ongepast’.
Als een soort Jezus zei ik: ‘zand erover’, hoewel mijn inner Karen er natuurlijk wel nog belerend achteraan moest zeggen dat wij ‘in deze flat niet zo met elkaar omgaan’. Ik vond ik dat wel mocht.
De nieuwe buren hebben nog veel te klussen. Elke keer als ze boren – wat ze in ieder geval niet meer ’s avonds en ’s nachts doen – schrikt mijn hond zich de tandjes en begint te blaffen. Mijn hond is klein, maar heeft een extreem luide blaf, hij produceert precies evenveel decibellen als een krijsende peuter. Ik laat hem lekker.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
