Ik wil een fatbike. Een dikke, glanzende, zwarte fatbike. Omdat ik van mezelf geen impulsaankopen meer mag doen, moet ik als een Stabiele Volwassene een weloverwogen beslissing gaan nemen. Die dingen zijn namelijk niet goedkoop.
De eerste vraag die ik mezelf in dit licht moet stellen: is een fatbike een ‘want’ of een ‘need’?
Daar loop ik al een beetje vast. Om die te beantwoorden, volgt namelijk direct de vraag: ‘fiets je vaak?’ Nou nee. Maar dat komt waarschijnlijk omdat ik geen fatbike heb.
‘Heb je niet al een fiets?’, is ook een belangrijke, maar ook weer lastig te beantwoorden. Want ja en nee. Ik heb wel een fiets. Maar die staat om de hoek van mijn flat met twee hyperplatte banden, een roestig aangelopen spatbord, spinnenwebben in het stuur en een zwarte bananenschil (niet van mij) in het fietskrat. En er zit een vergeelde sticker van de gemeente op met ‘dit mag hier niet staan’.
Daarnaast moet ik voor mezelf gaan bedenken hoeveel waarde ik hecht aan het feit dat ik er belachelijk uit ga zien op een fatbike. Dat geldt voor iedereen, maar vooral voor volwassenen en al helemáál voor vijftigers. Dikke banden zijn een beetje de hoodies van het verkeer: krampachtig jeugdig.
Als puber had ik een brommer. Een Peugeot Vogue, zo’n Puch-achtig geval. Soms tankte ik per ongeluk niet op tijd en moest ik op mijn brommer naar het dichtstbijzijnde tankstation fietsen. Zwáár dat dat was. En het ging tergend langzaam. Fatbikes doen me daar altijd aan denken, ze lijken in ieder geval enorm op mijn jaren ’90 brommer.
Mijn zoon heeft een scooter, maar had daarvoor een e-bike. Geen belachelijke, gewoon een elektrische met dunne banden. Ik leende hem soms, als ik geen zin had om voor dat kleine stukje naar de sportschool de auto te pakken, wat trouwens niet al te vaak voorkwam.
Ik zette hem nooit in de hoogste versnelling, want die krengen gaan hárd. Helemaal in de herfst, als er glibberige blaadjes op het fietspad lagen, hield ik het bij versnelling één. In andere jaargetijden bij versnelling twee of de auto. In de auto trap ik het gaspedaal altijd diep in, maar op de fiets vind ik snelheid eng. Ook op de scooter, bleek afgelopen zomer, toen ik voor de gezelligheid bij mijn kind achterop de scooter naar de sportschool ging en de hele weg ‘Ik wil nog niet dood!’ schreeuwde.
Omdat ik niet meer achterop mag van mijn zoon, moet ik dus wel een alternatief als ik niet met de auto naar de sportschool wil. En met die dikke fatbike-banden sukkel ik straks zo over die natte blaadjes heen.
Ik vind het niet erg als ik er straks idioot uitzie. Boeien, ik ben vijftig. Behalve als ze helmen verplicht gaan stellen, daar trek ik de grens. Fietshelmen zijn de Mephisto’s van het verkeer.
Mijn Peugeot Vogue staat in de schuur van mijn ouders. Ik zou hem kunnen schoonmaken en zwart spuiten. De tankdop zit zo vastgeroest, die krijg ik nooit meer los.
Goedkoop en vooral lekker langzaam.
