Vandaag werd me maar weer eens, want het was niet de eerste keer, pijnlijk duidelijk dat er met de beroepsgroep dierenartsen niet te lachen valt.
Wij hebben een kat, hij heet Robbie, en hij is twaalf jaar oud. Of dertien, dat weten we niet precies, want hij komt uit het asiel en daar wisten ze het ook niet precies. Hij was daar binnengebracht en werd geschat op ongeveer één, maar het kon ook twee zijn. Dat is nu 11 jaar geleden. Voor zijn jaarlijkse inentingen ging ik voor het eerst, want we zijn verhuisd, naar de nieuwe dierenarts. Rob is een kat die minder dan niks uitvoert, 22 uur per dag gelukkig ligt te slapen en nog nooit iets heeft gevangen. Nog geen vlieg.
Bij binnenkomst liep ik tegen een muur aan van de geur van ongewassen hond. Robbie en ik vonden het allebei niks. Na het beantwoorden van een paar vragen over zijn eetgedrag en gewicht keek de dierenarts, een vrouw op medische klompen met katten erop, in zijn bek. “Oei”, zei ze. Mijn opmerking dat we helaas waren vergeten te poetsen vanochtend, viel even dood als een vogel die te hard tegen het raam vliegt.
“Hij heeft tandsteen en daar moeten we wat aan doen, want hij heeft er erg last van bij het eten.” Dat hij nooit meer of minder was gaan eten was volgens haar geen argument. Dat ik dacht dat het wel meeviel met de last, omdat hij er zelden tot nooit over klaagde, beantwoordde zij met een opgetrokken wenkbrauw. Tot nu toe zat de sfeer er al lekker in.
Ze zei dat er maar één ding op zat: het verwijderen van het tandsteen. “Nou, oké”, zei ik. “Wat moet dat moet.” Voordat we verder konden gaan met het geven van de prikjes, waarvoor we feitelijk kwamen, moest ze wel eerst even naar zijn hart luisteren. Een tweede “oei” volgde.
Robbie had een zeer licht hartruisje en dat compliceerde de boel nogal. Voor het verwijderen van tandsteen moest hij namelijk onder narcose, kosten in totaal TWEEHONDERDZEVENTIG EURO, en dat ging absoluut niet zonder dat er eerst een echo van zijn hart was gemaakt. Er was hierdoor een verhoogd risico dat hij niet meer wakker zou worden. Dat was gelukkig wel goedkoper, te weten het bescheiden bedrag van €188.
Ik schrok klaarblijkelijk nog niet genoeg van deze tarieven, want ze vertelde er vrolijk bij dat eventuele röntgenfoto’s en medicijnen nog niet bij de prijs inzaten.
Ik zei dat een echo en hartfilmpje niet echt nodig was, want als hij gaat dan gaat hij. Van schrik liet ze haar stethoscoop bijna uit haar handen vallen. “Párdon?!” Ja, verduidelijkte ik, hij is niet meer de jongste en als het zijn tijd is, dan is dat maar zo. We hebben niet het idee dat Rob het eeuwige leven heeft. Zij bracht daar zichtbaar geïrriteerd tegenin dat hij toch een familielid was?
Dat ik mijn kinderen toch echt meer onderdeel van onze familie vond dan onze kat, niet eens een grap, was de druppel. Ze bepaalde daar op dat moment dat ik een harteloos unmensch was. Ook dat dit door onze vorige dierenarts, die overigens gelijkwaardige tarieven hanteerde, al was onderzocht deed er weinig toe, tenzij ik dat kon bewijzen.
Dat je beweert van dieren te houden en tegelijkertijd een godsvermogen vraagt om ze te onderzoeken is tot daaraan toe. Dat je niet meer het vermogen hebt om te kunnen lachen dan wel relativeren is veel erger. Daar kan geen spuitje tegenop.
