Ik kreeg laatst een mail van een lezer, die vindt dat ik in herhaling val met mijn standpunten over de lhbtiq-gemeenschap. ‘Er is sowieso meer begrip dan ooit voor deze medemensen.’ Hij schrijft dat ik begin te zeuren. ‘Het is nooit goed voor u. Het is rupsje-nooit-genoeg.’ Ik heb nog niet geantwoord, waarvoor mijn excuses. Maar ik wist niet zo goed wat ik moest terugschrijven. Want wanneer is er voldoende acceptatie voor lhbtiq’ers, en wie bepaalt dat?
De jaarlijkse Pride-week, die dit weekend in Amsterdam weer als vanouds wordt afgesloten met de botenparade en talloze feesten, laat zien welke stappen er zijn gezet op het gebied van lhbtiq-emancipatie. Ik was begin deze week te gast bij het radioprogramma Spraakmakers, dat een Pride-special opnam in het Dominicanenklooster in Zwolle. In deze prachtige kerk, die voor de gelegenheid was verlicht met regenboogkleuren, discussieerden we over geloof en seksualiteit.
Nota bene in een huis van God werd gezegd dat het Vaticaan een van de grootste homogemeenschappen ter wereld zou zijn. Ook werd gemeld dat minder dan de helft van Nederlanders zich nog met een religie identificeert. Ik keek angstvallig omhoog, in afwachting van een goddelijke bliksemschicht. Het bespreken van mijn podcast over seksualiteit, waarbij het woord ’penetratieve sex’ en andere expliciete termen vielen, bleef ook onbestraft. Dat lijkt me een flinke stap in de goede richting.