Triangle of Sadness is er niks bij. We zitten niet op een luxejacht met topmodellen en miljonairs, maar in een driesterrenhotel aan de Nederlandse kust.
De treurige aanblik van krioelende mensen aan het buffet doet meteen aan de film denken. Al draait het in Triangle of Sadness om steenrijken, hier loopt vooral Jan Modaal rond. Mensen zoals ik. Al is het in deze financieel krappe tijd luxe als je je überhaupt een hotelverblijf in eigen land kunt veroorloven. Want voor deze drie overnachtingen hadden we net zo goed aan de Côte d’Azur kunnen zitten, vrees ik.
Dit weekend logeer ik met Charlie en Teddie, de Cocker, in onze favoriete herberg. We komen er al sinds de meiden klein zijn, het is er knus en we zitten vlak aan zee. Het voordeel van een diervriendelijk hotel is dat er aardige andere honden en dito bezitters zijn. Zolang ik me op honden focus gaat het goed. Des te ouder ik word, des te asocialer ik ben op dit soort tripjes, merk ik.
De zondag is een feestdag dus ik heb ons maar opgegeven voor de brunch omdat er weinig anders open is die dag. Bij aankomst meldt het hotelpersoneel dat het een brunch in buffetvorm is. Nu is eten zeer belangrijk voor me, maar als ik zelf uren in de keuken sta of een buffet zie dan vergaat me alle lust. Het is hetzelfde effect dat winkelen op me heeft op plekken met te veel aanbod: ik sla volledig dicht. Vleugellam.
Einde zondagochtend, als we net terug zijn van een strandwandeling, klopt iemand hard op de kamerdeur. Het is de aardige vrouw van de receptie. “Het buffet gaat beginnen, ik dacht: ik kom jullie maar halen.” Ik wissel net van schoenen en zeg: “Eh we zijn onderweg, maar…wachten jullie op ons of zo?”
“Ja, eigenlijk wel. Alleen jullie ontbreken. Ik kwam even checken of jullie er wel waren.”
“Maar het is toch een buffet”, zeg ik verbaasd. “Dat kan vast zonder ons starten. “Nee, we wachten tot iedereen er is.” De dochter en ik geven elkaar een betekenisvolle blik en we schieten op. We nemen licht gegeneerd plaats aan onze tafel. Het restaurant zit propvol uitgedoste dorpsbewoners, want ik herken nauwelijks hotelgasten. De goedlachse maître die gisteren nog bij ons aan tafel wilde zitten omdat we een chocoladetaartje deelden, geeft een korte speech, hij legt uit hoe het werkt en welke gerechten er zijn.

Na het soepje dat ‘uitgeserveerd’ wordt, is het hek van de dam als de eerste man, een fitte vader van twee, opstaat en richting de bestektafel loopt. Ik zie zijn zoontje wat worstjes die al op z’n bord liggen, met z’n vingers weer terug op de schaal leggen. Dat dus.
Veel anders dan het normale ontbijtaanbod heeft dit buffet niet, naast een paar garnalen, zalm en carpaccio. “Ga jij maar alvast, ik wacht nog even”, zeg ik tegen Charlie. Een twaalfjarige wordt gelukkig door elke meute gedoogd. Als Charlie met een bescheiden hoeveelheid eten terugkeert, fluistert ze zacht: “Zij die naast ons zit, is zo lomp, die duwt je opzij en gaat zelf voor niemand aan de kant.”
De vrouw in kwestie neemt een minuut later naast ons plaats. Tussen het bloemstuk, dat onze tafels scheidt, door zie ik dat ze de rij bij de borden heeft geskipt. Sterker nog: ze heeft een gehele schotel carpaccio meegenomen naar haar tafel. Dat is vast omdat ze niet snapt hoe het werkt, denk ik. Niet meteen oordelen, Maaike! Tot ik hoor hoe ze tegen haar man spreekt: “Gert, nu niet moeilijk doen. We hebben er dik voor betaald. Ze hebben genoeg carpaccio, geloof me. Jij mag anders ook wel een stukje!”
Voor mijn gevoel heeft ze de portie binnen twee minuten naar binnen gewerkt. Ik doe mijn best niet te veel te kijken en mijn verbazing te verbergen. Of moet ik er wat van zeggen? Het kan gelukkig ook anders, zie ik: voor ons eet een grote familie. Het zijn blije jonge kinderen, dertigers op torenhoge hakken en oma die de cava rijkelijk laat vloeien. De vriendelijke bediening moet ze er zelfs op attenderen dat ze echt even langs het buffet kunnen. Maar ze hebben het te gezellig voor een tweede ronde.
“God, wat duurt dat lang, of niet?” De carpaccio-vrouw spreekt ons aan, haar hoofd over het bloemstuk gebogen. Ik snap niet wat ze bedoelt.” Nou.., voordat het toetjesbuffet komt? Je zal wel poppelen.” Ze zoekt steun bij Charlie die droogjes ‘Nee hoor’ antwoordt.
“Zullen we anders Ted uitlaten, mam?” zegt Charlie die weinig zin in stilzitten heeft. “Wil je niet wachten op het dessert?” Ze schudt het hoofd. Als we vertrekken zeg ik tegen Laura van de bediening dat we later terugkomen. “We gaan met de hond naar buiten.” Laura is het type makkelijke aanraker. “Ga lekker. We bewaren wel wat voor jullie en Tedje.”
En ze kijkt met een scheef oog naar een ouder koppel dat voorbij waggelt. Ze slaat een arm om me heen en fluistert: “Sommigen eten alsof ze net een marathon hebben gelopen, terwijl ze niet eens soepel uit de stoel komen.” “Triangle of Sadness” mompel ik. Laura kijkt me verward aan. ‘Wat?’ “Eh, laat maar”. De volgende keer gaan we naar de Côte d’Azur.
