Heb jij dat ook? Dat je tijdens het autorijden een politieauto ziet en meteen denkt: shit! Terwijl je je op dat moment netjes aan de snelheid houdt. Ik kruip nooit met een druppel op achter het stuur, laat staan dat ik kilo’s heroïne meesleur of een lijk in de kofferbak verberg.
Nee, ik ben echt een saaie, brave burger. En toch voel ik me bij de aanblik van een politieagent of -auto, meteen betrapt.
“Dat is je eeuwige schuldgevoel”, zei een vriend die op dat moment naast me zat. “Je hebt daar, als je het mij vraagt, echt iets te veel van.” Ik moest aan dat misplaatste schuldgevoel denken toen Ron, een oude buurman, me gisteren op straat attendeerde op die ‘wagentjes’ die hun producten in plastic tasjes komen brengen. Hij snapte er niks van. Ron heeft een irritant aanwezige stem en hoort zichzelf graag praten. Tijdens corona zat hij dolgraag hele dagen buiten op straat, tegen iedereen aan te kletsen.
Soms zat hij midden op straat met flessen bier, waar hij het verkeer ophield. Hoe dan ook, deze Ron heeft nu ontdekt dat die ‘achterlijke dingen’ ook bij mij thuisbezorgen. “En Renate doet het ook.” Hij wees met z’n wijsvinger zo groot als een halve komkommer naar het huis van mijn buurvrouw. “Bij haar staan die dingen nóg vaker.”
En daar was het: hallo schuldgevoel. Ondervond Ron wellicht last van de bezorgingen? Hadden de karretjes te lang stilgestaan? Had een bezorger ooit op de stoep geparkeerd en konden de buren daardoor niet in- of uitparkeren?
Maar voordat ik die sociale vragen stellen kon, vervolgde Ron z’n tirade: “Waarom laat je die spullen bezorgen? Er is toch niks mis met je armen of benen, of wel?” Hij lachte gekscherend terwijl hij naar mijn lichaam keek.

“Pardon?” zei ik. “Waar bemoei jij je mee? Ik kan me niet herinneren dat ik om je mening heb gevraagd.” “Maar Maaike, zeg nu eerlijk: het is toch waar? Je kunt toch prima zelf je eigen boodschappen halen?” Het misplaatste schuldgevoel verdween als sneeuw voor de zon. Ron begon me enorm te irriteren. “Heb je er zóveel last van?”
Toevallig weet ik alles over zijn patronen. Als je zo dicht op elkaar in de binnenstad woont ken je onbewust elkaars routine. Laten we het erop houden dat ik die van Ron kan uittekenen. Daar vind ik veel van (elke zondagochtend voor 8 uur de wielerploeg voor de deur: oude mannen die niet fietsen, maar wel lullen). Toch ik voel niet de drang hem dat te melden. “Nee, geen last Maaike”, antwoordt Ron. “Ik vind het zonde van het geld, want je betaalt je helemaal scheel.” Dit was niet de eerste keer dat ik zoiets hoorde. Via de dochters hoorde ik eens dat een familielid, die ze thuis had afgezet en zelf puissant rijk is, Picnic voor het huis had zien staan. Doodleuk had hij gezegd: “Je moeder heeft duidelijk geld teveel, als je je boodschappen laat bezorgen.”
Ik stond op het punt om me te verdedigen tegenover Ron, iets met geen bezorgkosten boven een bepaald bedrag, toen ik zijn ontevreden hoofd zag en me bedacht. Ik hoef toch verdorie geen verantwoording af te leggen? Waar máák je je druk om? “Al zou ik in jouw ogen honderden euro’s teveel betalen, dan nog zijn het niet jouw zaken, Ron.” Ik besloot het daarbij te laten, want ik had geen zin in een ordinaire buurtruzie om een Picnic-bestelling.
Ik zei netjes gedag en liep richting huis. Achter me hoorde ik Ron brommen, en hij had toch het laatste woord want hij schreeuwde me na: “Goed Maaike. Dan moet je het zelf maar weten.”
