Verlaten vrouw

‘We waren onderweg naar onze vakantiebestemming, maar op een parkeerterrein in Duitsland zette hij mij uit de auto’

Marga (52) negeerde zijn woedende reacties om pietluttigheden, maar nu was opeens de boot aan en reed hij haar linea recta weer naar huis.

“HET WAS EEN DAG IN JULI. We zouden die ochtend naar Italië rijden, waar we met zijn volwassen kinderen hadden afgesproken. Ik verheugde me erop, had de maanden ervoor hard gewerkt en had zin in pasta en bijkomen aan het zwembad. De wekker ging om zes uur. De avond ervoor hadden we samen de auto ingepakt en boterhammen voor onderweg klaargemaakt. Zo was onze vakantieroutine: zonder ontbijt om zeven uur achter het stuur en dan een paar uur later stoppen bij een picknicktafel aan de snelweg.
Deze keer begon anders. Hij was extreem chagrijnig. Eerder die week had hij al eens laten weten dat hij geen zin had in deze vakantie, maar over de reden had hij niets gezegd en ik dacht: hij trekt wel bij. Ik bood aan het eerste deel te rijden, want hij had slecht geslapen. Was dat het enige wat er aan de hand was, vroeg ik, of was er meer? Maar hij liet niets los, bleef stijfjes en nukkig op de passagiersstoel zitten.

We woonden op dat moment zo’n paar jaar samen. Ik was stapelgek op hem. Hij was het type dat zomaar ineens kon zeggen: ‘Kom, we gaan een wijntje drinken in Parijs.’ Een totaal ander soort man dan mijn introverte overleden echtgenoot. Zijn chagrijn van die ochtend was mij niet helemaal vreemd. Ik was in de loop der jaren gewend geraakt aan zijn plots woedende reacties over ogenschijnlijke pietluttigheden; een argeloze opmerking van mij over zijn werk kon soms al genoeg zijn om hem razend te maken. Maar zo’n bui dreef ook weer snel over. Nu niet, nu bleef die hangen.
Ik bood hem een boterham aan. Ik had er kaas en rucola op gedaan, waardoor die lekker fris was gebleven, en schonk koffie uit de thermoskan. ‘Wil je erover praten?’ vroeg ik nog. ‘Of wil je dat ik je met rust laat?’ ‘Ja. Laat me maar, ik heb hoofdpijn’, was zijn antwoord. En natuurlijk liet ik hem, want ook dat was een van onze huwelijksroutines. De diepere oorzaak van zijn woedeaanvallen werd nooit besproken. Als zo’n bui weer over was dacht ik er gewoon niet meer aan. Maar zijn gedrag van deze zomerochtend verbaasde me wel; het paste niet bij het normale beeld. Meestal ontaardde een bui vrij snel in een explosie, maar dit keer bleef het smeulen, kilometer na kilometer, uur na uur. Het deed me denken aan de ijzige nachten die soms konden volgen op een ruzie over weer zo’n futiliteit. Hij en ik elk aan een kant van een bed, en de woorden die niet gezegd werden maar wel gezegd hadden moeten worden als een ondoordringbare laag ijs tussen ons in. Nu legde ik even een hand op zijn knie, hij reageerde niet.
Na een uur of drie moesten we tanken, we waren inmiddels ter hoogte van Frankfurt. We stapten uit en liepen een Snackway binnen. Voordat we weer de auto in gingen, omarmde ik hem, om het ijs te breken, en toen we verder reden en hij achter het stuur zat, begon hij plotseling te praten. Hij praatte en praatte, was ineens niet meer te stoppen. Hij verweet me dat ik voor onze relatie geen verantwoordelijkheid nam en bleef die zin maar herhalen. Ik snapte hem niet, had geen idee wat hij bedoelde. Achteraf vermoed ik dat zijn aanklacht gestuurd werd door onmacht. Hij was immers altijd degene die moeite had met praten. En dat spiegelde hij aan mij. Maar dat was achteraf. Op dat moment voelde ik me vooral verloren. Ik begreep er niets meer van.

TRENDING