Wat heb je toch vreselijk veel tijd om na te denken als je van je fiets valt. De seconde waarin je weet dat je op je bek zult gaan en het daadwerkelijke moment van met je lijf op de grond klappen, geeft een gevoelsmatig kwartier aan denkruimte.
In het centrum van de hoofdstad stapte een toerist uit haar groep medetoeristen het fietspad op, zonder achterom te hebben gekeken. En ik wist het direct: hier is geen ontwijken meer aan.
Er was geen tijd om een ram op mijn fietsbel te geven, geen tijd voor een ademteug gevolgd door een “HEY” en al helemaal geen tijd om uit te wijken door een ruk aan mijn stuur.
Waar gek genoeg wel een zee van tijd voor was, waren de gedachten tot ik de stoep bereikte. Het eerste wat door mijn hoofd schoot was: hier heb ik helemaal geen tijd voor. Ik kwam uit een afspraak, die uitgelopen was, en moest nu als de wiedeweerga naar de buitenschoolse opvang om de oudste dochter op te halen. Als ik een beetje door zou trappen ging ik dat precies halen, maar ja…
Terwijl mijn fiets contact maakte met de vakantieganger uit Japan, zo bleek later, vervloekte ik mezelf dat ik alles wat ik in Amsterdam te doen heb in principe met de fiets doe. Wanneer je net buiten de stad woont is dat vaak prima. En daarbij: als ik voor alles de auto pak, groei ik dicht.
Ik ging dus te laat komen, dat moest ik accepteren.
Het eerste wat ik moest doen, na het met mijn gezicht op de grond kletteren natuurlijk, was bellen dat ik er aan zou komen, maar dat ik wat later zou zijn. Ik dacht: heb ik het nummer wel eigenlijk? Dat denk ik niet. Het is namelijk voor het eerst dat ik te laat ga komen.
Ongetwijfeld is het wel online te vinden. Niet op mijn telefoon vallen dus. Dat laatste heeft sowieso mijn voorkeur. Zonde trouwens ook van deze broek als-ie kapot valt. Hij zit zo lekker, ik woon er praktisch in, en de trend van kapotte knieën in je jeans is volgens mij nu echt wel voorbij. Al was ik nooit het type voor de tocht die dan langs je benen gaat. Zouden ze dit model nog verkopen? Vast niet.
Hoe dan ook gaat dit pijn doen, schoot er door mijn hoofd, terwijl de fase van door de lucht vliegen was ingegaan. Eigenlijk doet van de fiets vallen altijd pijn. Ik hoopte dat ik mijn gezicht heel kon houden. Met een gebroken pols zou ik mijn werk nog wel kunnen doen. Met een gezicht vol schaafwonden en blauwe plekken, laat staan een gebroken neus, zou het toch een lastig verhaal worden voor de camera.
Ik heb hier eigenlijk helemaal geen tijd voor, dacht ik nogmaals, terwijl ik als een kledder vogelkak op het rode asfalt landde. Eindstand: de fiets kapot, mijn broek en linkerknie kapot en voor de rest alles heel. Inclusief toerist. Ik krabbelde op, vloekte even en deed daarna, zoals altijd, alsof het allemaal geen pijn deed. Twintig minuten te laat arriveerde ik bij de opvang.
