Speciaal voor Moederdag vroegen we jullie waarom jouw moeder de állerbeste is. Maartje deelt een herinnering van een verdrietige periode, waarin haar moeder altijd voor haar klaarstond.
Geschreven door Maartje Lute, voor haar moeder.
Midden in de nacht van 31 maart op 1 april 2018 belde ik mijn moeder om te vragen of ze op Boaz – mijn zoontje van vier – wilde komen passen. Ik was even daarvoor gebeld door het ziekenhuis, omdat mijn andere zoontje, Benja van twee maanden oud, waarschijnlijk die nacht zou gaan sterven. Hij lag al sinds zijn geboorte in het ziekenhuis. Benja had vocht in zijn borstkas en ze wisten niet waar dat vandaan kwam en hoe ze dat konden oplossen. Die nacht kon zijn kleine lichaampje het niet meer aan, verwachtten zijn artsen.
Al die maanden dat Benja in het ziekenhuis lag – en ook in de periode daarvoor – is mijn moeder er elk moment voor mij geweest. Ze paste op mijn oudste zoon als dat nodig was, ze bracht hem naar school of ze haalde hem op, ze kookte, ze deed mijn was, ze kwam naar het ziekenhuis wanneer ik dat vroeg, ze buidelde met de kleine Benja als ik dat niet kon doen. Ik hoefde het niet eens te vragen of ze was er al.
En ook die nacht. Zonder in paniek te raken, zonder overstuur te raken. Wat ik bijzonder vond, want de kans was ook heel groot dat zij haar kleinzoon ging verliezen die nacht. Ze zei: ‘Natuurlijk kom ik eraan. Maart, ik denk dat het wel goed is zo.’ Dat was precies wat ik ook voelde. Het was goed zo, Benja had genoeg gevochten. Het feit dat zij zo rustig bleef op dat moment was zó goed. Ik weet niet of ik het had aangekund als mijn moeder in paniek was geraakt of was ingestort. We deelden een soort van serene acceptatie. Zij zou er zijn voor Boaz en ik ging naar het ziekenhuis om er te zijn voor Benja. Twee moeders, die gingen doen voor hun kinderen wat ze moesten doen.
Benja had het zwaar die nacht. Toen mijn moeder me appte om te vragen hoe het ging, appte ik terug: ‘Dat weet ik niet. Maar wat ik wel weet is dat ik het aankan, met jullie allemaal kan ik dit zeker aan.’
De volgende dag om half drie ‘s middags overleed Benja in mijn armen. Hoe groot het gemis en het verdriet ook is, met de steun van mijn moeder weet ik zeker dat ik het aankan.