Puck zit sinds september op het voortgezet onderwijs en er is een compleet andere wereld open gegaan, ook voor mij. Eentje waar ik me van afvraag of ik er überhaupt behoefte aan heb.
Times they are changing en alles met een voortschrijdend inzicht, ik ben de eerste om dat toe te geven. Daarom geef ik mijn twaalfjarige dochter geen draai om d’r oren en schenk ik geen Shandy op haar verjaardag.
Mijn ouders waren zelden lijfelijk aanwezig op de middelbare school. De enige schoolavond waar ik een levendige herinnering aan heb was ergens in de vierde. Het is me bijgebleven omdat mijn leraar Nederlands de volgende dag, waar de hele klas bijzat, zei: “Goh, wat lijk jij op je moeder, Maaike.”
Je hield je ouders sowieso het liefst zo ver mogelijk buiten de schoolse en naschoolse activiteiten. Dat lijkt me iets natuurlijks, want als tiener wil je je toch ook afzetten?
In de vijf weken dat Puck nu brugpieper is, ben ik twee keer op school geweest. Mijn gup is nog niet ingelijfd of ik heb er al een online oudervergadering opzitten, een kennismakingsgesprek met de mentor, een mail of ik mijn dochter wil helpen met de weekplanner en of ik ook naar de bijeenkomst ga van de dyslexie-oudergroep.
Zijn de dyslexie-bijeenkomst en dito pas voor het kind, waardoor ze langer over een toets mag doen, niet voldoende? Moet ik overal van op de hoogte zijn? De vrouw in kwestie gaf eerder voorlichting aan de leerlingen waarbij ze sprak over dyslexie als zijnde een ‘handicap’, volgens Puck. Die dat ‘belachelijk’ vindt, want: ‘Ik ben toch zeker niet gehandicapt?’
Je raakt bekend met termen als Magister en Maatwerk en krijgt e-mails of je lezingen wilt bijwonen over schermtijden. Dankzij SOM, de app waar je het rooster in bekijkt, hoef ik nooit te vragen hoe laat Puck de volgende dag begint. Het staat keurig in mijn mobiel. Niks nutteloze tussenuren zoals ik ze vroeger soms verzon om uit te slapen. Heb ik heus wel wat van geleerd. Want die vrijheid, om te ontdekken waar je sjoemel-grens ligt, heb je ook nodig op die leeftijd.
“Papa helpt me wél bij het huiswerk.” Het is een nieuw verwijt als ik na een dag werken en koken doodop op de bank plof en Puck nog moet leren. “Waar heb je hulp bij nodig?” vraag ik dan. Ze had het hoogste cijfer van de klas voor de eerste wiskundetoets en nul fouten bij geschiedenis. In mijn ogen geen kind dat overal begeleiding bij nodig heeft.
“Je kunt er toch bij gaan zitten en misschien een antwoord geven? Dat doen alle andere ouders ook, die kijken standaard mee.” “Nee”, zeg ik resoluut. “Ik vertrouw erop dat het je alleen lukt. Roep me gewoon maar als je ergens tegen aanloopt of er niet uitkomt.”
Hoe ik ook in het geheugen graaf, afgezien van een overhoring hier of een kritische blik op het rapport daar, hebben mijn ouders me weinig met schoolwerk geholpen. Het waren andere tijden, dat wel. Maar is dat ook niet de bedoeling? Dat je je shit op orde leert krijgen op de middelbare school? Dat, als je het werk niet goed anticipeert en te laat begint, je een dikke onvoldoende haalt?
Het pappen en nathouden van curling-ouders is niet aan mij besteed. Het nut van een mentor of een weekplanner snap ik… zeker als een kind net met school begint. Maar we kweken een generatie die nog minder zelfvertrouwen heeft dan de huidige twintigplussers. Ze kunnen straks weinig zonder hulp van een ander als we als ouders dagelijks bovenop het huiswerk of hun where abouts gaan zitten. Online of offline.
Er is niks mis met je kind even laten zwemmen en uitzoeken. Laat ‘m eens op z’n smoel gaan. Niet als het op voorhand al een leerdrama is, natuurlijk. (Er zijn altijd uitzonderingen). Maar wel als de gevolgen, een onvoldoende of drie, te overzien zijn. Je leert als kind toch niks als pap de lesstof voorkauwt en mam jouw weekplanner invult?
Vandaag kwam Puck met een loodzware rugtas thuis en het eerste dat ze zei was: “Hoi mam, kun je me helpen?” “Waarmee?” “Voor aardrijkskunde moet ik dus 51 fucking landen plus gebergtes en oceanen uit het hoofd leren en dat vóór volgende week… vet oneerlijk!” “Hey”, zeg ik streng. “Let op je woorden.”
Nadat ze uit frustratie binnen drie minuten een halve zak chips en een banaan had weggewerkt vroeg ik of ze een tip wilde, qua topografie. Ik legde haar uit hoe ik de landen vroeger via ezelsbruggetjes uit m’n hoofd leerde.
“Kijk…” Ik pakte het papier dat ze uit haar tas haalde erbij en wees een land aan. “Dit bijvoorbeeld is Chili, die dunne lange reep, links in Zuid-Amerika. Dan denk ik aan chili con carne, daar raak je van aan de dunne. Snap je? De dunne reep is dan dus Chili.” Charlie lachte, aan de andere kant van de woonkamer. Puck niet. Zij legde haar pen met een zucht neer. “Jezus mama, als je het zo aanpakt dan doe ik aardrijkskunde denk ik, liever met papa.” “Prima”, zei ik. Graag of helemaal niet. Aan mijn lijf geen curling-polonaise.
