‘Waarom bél je dan niet?’ Ik filter vooral teleurstelling uit haar stem. ‘Jij bent er altijd voor mij. Iedereen kan z’n ei bij je kwijt, maar je klapt zelf dicht als je verdrietig bent.’ Laura had gevraagd hoe het ging. ‘Ik heb een paar slechte dagen achter de rug’, antwoordde ik.
“Dit doe je dus altijd, pas later aangeven dat het niet goed met je ging.” Ik knik. Ze heeft gelijk. “Het is niet dat ik dichtklap of me schaam. Ik los het gewoon liever zelf op”, zeg ik, terwijl ik oogcontact ontwijk. Laura heeft van die grote, bruine kijkers die dwars door je ziel snijden.
“Ik kan toch bij je komen en een knuffel geven? Desnoods eten we samen een bak ijs leeg…” Ik forceer een glimlach. Ben & Jerry kan ik er even niet bij hebben.
Wat ik Laura eigenlijk wil zeggen is: “Ik kan pijn zelf dragen, hoe hels het ook is. Ik onderga het. Alleen. Omdat ik maar weinig mensen ken die daar ook toe in staat zijn.” Dat klinkt net zo arrogant als dat het eenzaam is. Nauwelijks openen voor een ander als het slecht met je gaat, heeft me meer opgeleverd dan wél je hart luchten bij iemand die het goed bedoelt maar er geen raad mee weet. Pijn is alleen veilig binnen m’n eigen catacomben: de koude comfort zone.
Wat ik wil vertellen is: “Ik vertrouw niemand, behalve mezelf. Ik durf er niet op te rekenen dat jij die intensiteit van mijn duisternis aankunt. Dat wantrouwen ligt diep verankerd. Je zal niet de eerste zijn die zich van me afwendt, omdat je er geen ervaring mee hebt.”
Soms gloort er licht in het donkere gangenstelsel, durf ik een poging te wagen. Dan is er iemand bij wie ik voel dat hij mijn afgrond wél aan kan, de weg erheen herkent. Met die persoon durf ik te delen. Dan zet je je angst weg en een kier open. Onthul je verdriet en diepe geheimen. Dat pakt zelden goed uit. De laatste bij wie ik dat durfde vluchtte tien minuten na mijn openbaring de deur uit. Ik hakte m’n afgrond meteen een verdieping lager in. Maar bang zijn voor m’n eigen gevoelens, ben ik niet.
Laura kijkt me lang aan. Ik zucht en slik alles wat ik zou willen zeggen in. Ik houd het bij: “Kijk… dat ik aangeef dat het niet zo lekker ging, is voor mij een behoorlijke stap. Voor het geval dat je dat niet wist…” In een poging het ongemak weg te poetsen, lach ik flauw. “Ik weet het wel”, zegt Laura ineens. Ze geeft een knipoog en slaat een arm om me heen. “Zullen we anders even een ijsje halen, Maaike? Het is zulk mooi weer.” “Vooruit,” zeg ik. “Zolang het maar geen Ben & Jerry’s is.”
Lees ook
Maaike had een date met Måneskin: ‘Waar blijft die natte tong, is dit rock-n-roll?’