De dikke Van Dale is na honderdvijftig jaar eindelijk genderinclusief. In de net verschenen jubileumeditie van het almaar uitdijende woordenboek der Nederlandse taal staan nu begrippen zoals non-binair, transactivisme en regenbooggemeenschap, die je de laatste jaren geregeld hoort.
Ook krijgen bijna vijftienduizend beroeps- en persoonsnamen de toevoeging m/v/x. Beroepen zoals minister, voetballer, bakker en zelfs crimineel kunnen immers door alle genders worden uitgeoefend.
Klinkt allemaal heel inclusief, maar het roept ook weer nieuwe vragen op. Zo las ik een interessante analyse op de site van het Instituut voor de Nederlandse Taal, van journalist en taalkundige Ludo Permentier. Hij gaat daar dieper in op het verschil tussen een natuurlijk geslacht of gender (mannelijk, vrouwelijk of onbepaald) en een woordgeslacht of genus (de-woord mannelijk, de-woord vrouwelijk of het-woord). “Kort gezegd: geslacht is een kenmerk van mensen en dieren, genus is een kenmerk van woorden.”
Bij de-woorden die ’duidelijk wijzen op het biologisch geslacht’, zoals de vuilnisman, de non, de vader of de kraamvrouw, verandert er niets, stelt de redactie van het woordenboek in het persbericht. Die woorden houden alleen een m of v. Anderzijds blijven het diensthoofd, het bestuurslid, het meisje en het jochie ’taboe voor x’en’, vervolgt Permentier in zijn analyse. De aanduiding m/v/x zou namelijk botsen met het onzijdige lidwoord het. “Maar als zelfs het woordenboek genus en geslacht door elkaar haspelt, werkt het zichzelf in de nesten.”
Volgt u het nog? Taal en gender zitten elkaar wel vaker in de weg, soms tot vervelens toe. Media worstelen bijvoorbeeld met de voornaamwoorden van non-binaire mensen. Hen/hun is bij progressieve kranten al enigszins ingeburgerd. Een voorbeeld: ’Hen gaat op vakantie met hun familie.’ Maar die/diens (’Die woont samen met diens partner’) stuit op meer weerstand, en deze versie zie je nog weinig terug in de stijlboeken van redacties. De teneur is vaak: laten we dat gendergedoe zoveel mogelijk vermijden en er omheen schrijven.
Ik vond ’hen gaat’ eerst ook lelijk lezen, maar het went snel. Het is voor mij een kleine moeite, maar een belangrijke erkenning voor non-binaire personen. Juist nu ik ouder word, wil ik leren van jongere generaties en hun taalgevoel. Door mijn contact met non-binaire en transgender personen sta ik er vaker bij stil dat ik cisgender ben, omdat mijn aangeboren geslacht en gevoelsmatige gender overeenkomen. Ik noemde mezelf altijd homo of gay, maar voel steeds meer voor de koepelterm queer, die de hele alfabetsoep kan vervangen.
Het is tekenend dat identiteitspolitiek nu ook in de Van Dale staat. De maatschappelijke discussie over gender en seksualiteit wordt vaak afgedaan als een woke modeverschijnsel. Maar in niet-westerse culturen bestaan al eeuwen verschillende variaties, van khawaja sira in het zuiden van Azië tot two-spirit onder inheemse Noord-Amerikanen. Labels brengen al die mooie gradaties aan het licht. Pas als we erkennen dat ieder mens zich begeeft binnen een kleurrijk spectrum van gender en seksualiteit, hoeven we dat niet meer te benoemen.
