Feikje Breimer (56) groeide op met een zusje met taaislijmziekte, waardoor zij de nodige aandacht heeft gemist. Omdat ze zich eenzaam voelde tijdens haar jeugd, een ‘reservekind’, heeft ze er een boek over geschreven.
Aan LINDA.nl vertelt Breimer over haar jeugd en de boodschap die ze met haar boek Reservekind wil brengen: “Modelleerlingen zijn dat vaak niet zonder reden.”
Waarom is er meer aandacht nodig voor het kind voor wie aandacht niet vanzelfsprekend is?
“Kinderen die opgroeien met een zieke of beperkte broer of zus weten als geen ander hoe ze géén aandacht moeten vragen. Ze zijn getraind in het bagatelliseren van hun eigen situatie, omdat ze zichzelf aanleren dat de situatie nou eenmaal is zoals-ie is. Juist omdat ze zo getraind zijn, is het lastig voor de omgeving om deze kinderen eruit te pikken.”
“Vaak is het een bepaald type. Er gaat bij mij een belletje rinkelen bij de modelleerlingen op de middelbare school die altijd doen wat er gevraagd wordt. Ze willen niet opvallen en kiezen ervoor om niet boven het maaiveld uit te komen. Het is hoog tijd dat juist dié kinderen een luisterend oor krijgen.”
In hoeverre ben jij als kind beschadigd door de situatie?
“Als kind heb ik altijd het gevoel gehad dat ik er niet toe deed. Alles wat in het oog loopt, remt me af. Maar door naar pen en papier te grijpen kon ik de eenzame gevoelens van me afschrijven. Ik heb altijd geschreven, maar wel zo onopvallend mogelijk. Vandaar mijn keuze voor huis-aan-huisbladen.”
Wat heeft jou doen besluiten jaren later de spotlights op te zoeken?
“Met mijn roman Reservekind treed ik inderdaad totaal buiten mijn comfort zone. Pas toen mijn ouders een paar jaar geleden overleden, besloot ik om mijn jeugd in romanvorm op papier te zetten. Ik wilde hen niet met mijn verhaal belasten, maar ik vind het wel belangrijk dat er ook aandacht komt voor de kinderen binnen een gezin die geen ziekte of aandoening hebben.”
In hoeverre zijn de banden met je zusjes beïnvloed door de situatie?
“De band met mijn jongere zusje, die op 38-jarige leeftijd overleed, is altijd goed geweest. Op haar sterfbed heeft ze me zelfs nog verteld hoe fijn ze het vond dat we weleens kibbelden. Volgens haar behandelde ik haar – anders dan de rest – als mens en niet als ziekte. Met mijn oudste zus heb ik door alles moeizaam contact. Er was tussen ons altijd een concurrentiestrijd om aandacht.”
Lees ook
Wie neem je jouw eenzaamheid kwalijk?
“De situatie was nou eenmaal zoals hij was. Dat neemt niet weg dat het wel heel makkelijk zou zijn om het iemand kwalijk te nemen. Na veertig jaar kan ik gelukkig niet zeggen dat ik nog ergens mee zit, maar als ik iemand moet aanwijzen, dan is het mijn psycholoog destijds.”
“Hij had achteraf wat meer rekening kunnen houden met mij, in plaats van mij alleen in te laten inzien hoe zwaar mijn ouders het wel niet hadden. Maar ieder nadeel heeft zijn voordeel. Door de eenzaamheid heb ik van kinds af aan geleerd om de mooie dingen van het leven te zien. En dat heeft me ontzettend veel troost geboden.”



















