Ik heb het, als ik mijn dochters moet geloven, altijd fout. Daarnaast ben ik weinig consequent, blijkt uit de levensgrote spiegel die me dagelijks voorgehouden wordt. En dat beeld is zelden zo mooi als mijn kinderen zelf zijn.
Puck logeert bij een vriendin en dat vind ik best fijn. Mijn dromerige elfjarige puber is beweeglijk en gek op aandacht. Ze heeft veel bevestiging nodig en is gevoelig voor energie van anderen. Ik ben opgelucht dat ze niet in de buurt is, nu de gloednieuwe modem voor de zoveelste keer uitvalt en ik wederom met de klantenservice bel. De frustratie is groot: ik sta op knappen.
“We lopen samen de stappen door en beginnen met de fabrieksherstart”, dreunt de jongen op. “Heb ik vorige week al gedaan met je collega. Dat doe ik niet nog een keer”, snauw ik. De arme jongen kan er niks aan doen, natuurlijk. “U wilt dat er een spoedmonteur langskomt, toch? Dan moeten we dit eerst doen”, zegt hij geduldig. Zuchtend pruts ik een satéstokje in het minuscule rotgaatje voor de herstart. Ik vloek als een viswijf.
Precies op dat moment steekt Charlie haar hoofd om de deur van de woonkamer. Ik hoef niet te gebaren dat ik aan de telefoon zit, want ze trekt de deur meteen weer dicht. De lichtjes op de modem bouwen langzaam op.
Na vijf minuten zegt de jongen: “U heeft ontvangst. Ik kan helaas geen spoedmonteur meer sturen.” “Waarom niet?”, vraag ik. “Dat kan alleen als u geen signaal heeft.” “Wat flauw. De vraag is voor hoe lang?” Hij begint een marketingverhaal, maar ik zeg gedag en hang op. Godsamme.
De spanning drukt tegen de schouders. Een douche, dat heb ik nodig. Met een handdoek loop ik langs Charlies slaapkamer. Het ruikt er scherp en chemisch, ik zie drie open potjes nagellak en op de grond liggen proppen keukenpapier. “Hey mam. Gaat het?” vraagt ze, terwijl ze aan haar bureau een droogbloem in zesduizend stukjes knipt. Ze kijkt niet op of om.
“Ja schat, nu wel. Hij doet het.” “Mooi”, antwoordt ze monotoon.
“Doe je wel de dop op de nagellak, Charlie? Ik heb liever niet dat je daarmee speelt.” Dan draait ze zich, als door een wesp gestoken, om en kijkt me strak aan: “Ik wilde een uur geleden al beneden spelen. Maar jij ging echt volledig uit je plaat en daar had ik geen zin in.” Ze is acht.
Charlie wil geen aandacht of heftige emotie van een ander. Zij heeft genoeg aan zichzelf en haar eigen belevingswereld. Het lontje is kort, net als het mijne. Waar mijn reactie iets wegheeft van een smeulende bermbrand, staat bij Charlie elke vezel meteen in lichterlaaie. Dat was na de geboorte al duidelijk.
Als baby huilde ze met zoveel wilskracht dat het me met trots vervulde, maar tegelijkertijd angstig maakte. Tijdens het verschonen van de luier kwam ze, in tegenstelling tot de meeste baby’s die woelen en draaien, kaarsrecht omhoog, al vasthoudend aan mijn onderarmen. Wat een kracht. Die komt er wel, dacht ik, als ze haar bloedeigen moeder voor het derde levensjaar niet met huid en haar verslonden heeft.
Puck is lijkwit van het slaaptekort als ze thuiskomt. Ze ploft op de bank en geeft nauwelijks antwoord op mijn vragen over het logeerpartijtje. Op haar beurt stelt ze wel een dozijn vragen. Het liefst in één zin: “Mama, mag ik wat eten? Heb je cruesli gekocht en doet de wifi het eigenlijk?” “Ja”, zeg ik. “De modem doet het. De vraag is hoe lang? Fingers crossed.”
“Mama, mag ik vanmiddag met Anna naar de bios?” “Nee, daar hebben we het toch al over gehad? We gaan naar opa en oma”, is mijn antwoord. “Daar heb ik echt geen zin in.” “Jammer dan, je gaat gewoon mee.”
Charlie komt met een walm van nagellak de woonkamer binnen. “Kijk!” Ze steekt haar armen naar ons uit: ze heeft alle kleuren nagellak op de nagels met… tja wat zit erop? Het zit ook een beetje in het haar. “Ik heb het gemengd met stuifmeel van de droogbloem”, zegt ze trots. Puck haalt haar neus op: “Het ziet er echt super goor uit. Trouwens: droogbloemen hebben geen stuifmeel.” “Je bent zelf goor”, antwoordt Charlie.
Twee minuten later: “Mam? Anna vraagt of ik mee mag. Haar moeder haalt en brengt wel.” “Nee, zei ik toch?!” Ze loopt op me af en houdt haar hoofd schuin: “Ah mam, toe?” “Nee, Puck. Nee is nee.” Het irriteert, ze blijft om me heen hangen. “Waarom zeur je toch zo?”, vraag ik. “Wil je dat echt weten, mam?” Ik knik. Ben benieuwd wat er komen gaat. “Nou, omdat je soms, na zoveel keer vragen, toch ja zegt. Vooral als je ongesteld bent.”
Journalist en auteur Maaike Olde Olthof (45) is gescheiden en heeft twee dochters. Ze maakt zich zorgen om haar moeder die dementie heeft. ‘Never a dull moment’ in dit atypische huishouden, waar Maaike wekelijks een column over schrijft.
