Twee jaar geleden werd cabaretier en acteur Viggo Waas (61) getroffen door een herseninfarct. Met collega Peter Heerschop (62) praat hij over hoe dat zijn leven én hun vriendschap beïnvloedde.
“Iets belangrijks ben ik kwijt. Dat luchtige. Dat Pietje Bell-gevoel. Dat wil ik weer kunnen voelen.”
Herseninfarct
Peter: “Ga nog eens terug naar het begin, het moment dat het misging.”
Viggo: “Ik ben aan het sporten met Cally, mijn personal trainer. Gewoon wat springen, door het linker- en rechterbeen zakken om warm te worden. Business as usual. Opeens word ik duizelig. Ik zeg tegen Cally dat ik even ga zitten omdat ik niet verder meer kan. Vreemd. De wereld staat op zijn kop. Of ik sta op mijn kop.
Ik ga liggen en begin op de stenen te stuiteren. Mijn lichaam doet niet wat ik wil. Ondertussen stuiter ik maar door. Ik raak een beetje in paniek. Waarom kan ik niet stoppen? Cally legt me op mijn zij en ik hoor hem zeggen dat ik rustig moet ademen. Ik probeer lucht te vinden. Hij moet een ambulance bellen. Ik hoor er al een aankomen– dat heeft hij dus al gedaan, denk ik. Er is iets ergs.”
‘Kan nu niet zomaar doodgaan’
Peter: “En toen lag je in de ambulance.” Viggo: “Iemand knipt mijn kleren stuk. Ze trekken mijn schoenen uit. Ik geloof dat er iets aan me gevraagd wordt, maar ik hoor niet precies wat en ik kan niet praten. Wat is er? Ga ik dood? Kan wel, ik heb genoeg gedaan. Genoeg meegemaakt. Niet erg, denk ik heel even.
Maar erna is het juist wel erg. Mijn vriendin en mijn kinderen, die kan ik zo niet achterlaten, ik moet blijven leven. Ik kan nu niet zomaar doodgaan. Of, nou ja, het kan wel. Ik voel dat ik zelf kan beslissen om dood te gaan of nog te blijven leven. Dat moment bestaat dus. Ongelooflijk. Ik beslis om vol te houden en ga in de spaarstand. Knieën omhoog als een klein kind. Dan valt alles weg. Helemaal weg. Ik weet niet voor hoelang. Als ik mijn ogen opendoe, zie ik mijn vriendin, mijn broer en jou. Hoe was dat voor jou?”
Zoeken naar uitleg
Peter: “We wisten dat de operatie gelukt was, maar verder was alles onzeker. Ik herinner me vooral dat we naast jouw bed op de ic stonden. De verpleegkundige had net een buis uit je keel gehaald en je kon zelfstandig ademen – dat was goed. Je leefde. Ik weet nog dat je ogen een klein stukje opengingen en je in onze blikken naar uitleg zocht.
De verpleegkundige stelde vragen: ‘Meneer Waas, weet u waar u bent? Weet u welke dag het is? Kunt u mij horen?’ En toen zei jij met een heel dunne stem, nauwelijks gearticuleerd: ‘Zie-e-ui-zz.’ ‘Hoor dan’, riep ik hard, ‘hij zegt heel duidelijk ‘ziekenhuis’.’ We praatten tegen je, en streelden je handen, je armen. Af en toe liep er een traan over je wang. Mijn vriend, die zo weinig gehuild had in het leven. En toen zei je, weer bijna onverstaanbaar: ‘Voelt niet goed, gaat lang duren.’ Mijn hart sloeg over.”
Herstellen
Viggo: “Ik moest laatst weer lachen om dat verhaal van de derde dag in het ziekenhuis. Van die wc.” Peter: “De verpleegkundige bracht je terug van de wc. Toen je weer in bed lag, zei je dat je het vernederend vond, een vrouw die jouw broek uittrok. Ik zei dat je dat anders nooit zo erg vond. ‘Ja’, zei je, ‘maar niet om te poepen.’ Wie heeft er afgeveegd, vroeg ik. ‘Dat mag jij nu doen’, was je antwoord. Ik was vooral heel blij dat je je humor nog niet kwijt was. Of nou ja, wás het maar humor.” Viggo: “That’s what friends are for.”
Peter: “Je was blij toen je naar het revalidatiecentrum mocht.” Viggo: “Daar begon het echte herstellen pas. Ik had vooral ook veel logopedie. Praten is voor mij natuurlijk heel belangrijk, praten is mijn beroep. Maar ik praatte niet normaal. ’s Nachts, daar in mijn bed, dacht ik dat ik het gewoon kon. Maar als ik mijn mond opende, kwam er een verhaspeling uit.
Terwijl: ik zág de woorden voor me. Ik kende ze. Maar de logopediste verstond me vaak niet. ‘Wat? Wat zegt u?’ vroeg ze dan weer. Of je worst lust, kaatste ik dan terug. In mijn hoofd, want uit mijn mond kreeg ik het niet.”
Trainen als een beest
Peter: “Je trainde daar als een beest. Alles in de hoogste versnelling, alles meer dan gevraagd. En volgens mij speelde je vaak vals om beter uit de testjes te komen.”
Viggo: “Misschien was ik soms inderdaad nogal overdreven bezig.”
Peter: “Met zwemmen bijvoorbeeld ging je elk baantje voluit. Alsof je een belangrijke figurant in Jaws was, met een grote haai achter je aan. Eerst twee banen borstcrawl. Je armen klappend op het water. Doodmoe werd ik als ik ernaar keek. Ik heb vaak totaal verbaasd al dobberend in het water naar je liggen kijken. Net als met aquajoggen, wat ik gezellig met je meedeed. Hoe vaak ik niet heb moeten zeggen dat het geen wedstrijd was. ‘Weet ik’, zei jij dan, ‘maar ik heb niet zo veel tijd.’ Je wilde zo graag weer dat alles normaal werd. Toch heb je het clubje mensen om je heen de eerste maanden heel bewust klein gehouden.”
‘Zeer bedreigend’
Viggo: “Het grappige is dat de mensen die me na een lange tijd weer zagen, bijna allemaal zeiden dat ik er zo goed uitzag. Dat was lief, maar het leek bijna alsof het voor hen ook een beetje een teleurstelling was. Ik zag er vanbuiten eigenlijk te normaal uit; ik had geen halfzijdige verlamming of een mondhoek die scheef hing.
Ik zat niet in een rolstoel, leed niet aan duidelijk hoorbare afasie. En dat is toch waar de meeste mensen aan denken bij een herseninfarct. Bij mij zat het infarct bij de kleine hersenen, zeer bedreigend. Daardoor lukte het niet goed om leiding te geven aan mezelf. Maar ik zag er wél goed uit.”
‘Ik was het wel, maar toch ook niet’
Peter: “En dat gevoel, dat je nog niet helemaal de baas over jezelf bent, is dat nog steeds zo?” Viggo: “Ik ben er nog niet, maar ik val steeds iets meer met mezelf samen.” Peter: “Je raakte me diep met wat je vertelde over die keer dat je op de wc zat en keek naar de foto’s van jezelf die daar hingen.”
Viggo: “Ik dacht: wie is die man? Het leek alsof ik naar een ander keek. Ik was het wel, maar toch ook niet. Mijn leven is in tweeën gehakt: er is een voor en een na. Wat is er nog over van die man van die foto’s? Voor hoeveel procent ben ik hem nog? Misschien word ik hem weer, treed ik terug in zijn lichaam, in zijn hoofd.
Ik probeer die man in elk geval opnieuw te worden. Net als toen ik klein was, oefen ik elke dag om met mijn voet een bal hoog te houden. Tweeënzeventig keer lukt het me al. Maar iets belangrijks ben ik kwijt. Dat luchtige. Dat Pietje Bell-gevoel. Dat wil ik weer kunnen voelen. Ik wil een nieuwe foto, waarop je ziet dat ik er nog ben. Voor die foto wil ik poseren.”
Reïncarneren
Peter: “Je bent inderdaad heel lang een jongetje gebleven. Je zag er altijd twintig jaar jonger uit. Door het infarct ben je in één klap je leeftijd geworden.” Viggo: “Ik ben blij dat we samen het boek Infarct hebben geschreven. Daar kon ik mijn eigen gedachten over wat me was overkomen, in kwijt.”
Peter: “Weet je wat ik een prachtige uitspraak vond? Eentje die wat mij betreft het best samenvatte wat jij dacht?” Viggo: “Ik neem aan dat je me dat nu gaat vertellen.”
Peter: Je zei: ‘Ik moet alles weer voor het eerst doen, ik moet als het ware reïncarneren tijdens mijn leven.'” Viggo: “Zo voelde het ook echt.” Peter: “En daarom moest ik dat ook.” Viggo: “Waarin ben ik het meest veranderd?”
‘Meneer Buitenstaander’
Peter: “Je bent milder. En liever, hoewel ik dat altijd al vond. Maar het lukt je opeens niet meer om dat voor sommige mensen te verbergen. En je bent iets afwachtender geworden. Je loopt wat minder voorop. Je kwam een keer bij mij thuis en toen zei je: ‘Hallo, ik ben meneer Buitenstaander. Zeg jij maar wat we gaan doen. Ik luister. Ik lach mee. Vroeger was ik haantje de voorste, nu ben ik haantje de achterste.'”
Viggo: “En zo is het. Ik moet dat nu accepteren. Misschien wel voor altijd, voor de rest van mijn leven. Ik ben steeds net te laat. Of ze verstaan me niet. Dus zeg jij het maar.” Peter: “Hoe gaat het nu met je? Nu? Vandaag?”
Viggo: “Ik doe weer mee. Ik loop weer, ik praat weer, ik treed op, ik ben vader, ik ben partner, ik ben vriend, ik leef weer. Ik ben dankbaar. Ik wacht nog wel op het moment dat ik echt los kan komen van de gebeurtenis, van het infarct. Dat ik helemaal mijn nieuwe ‘ik’ ben. Hernieuwd vertrouwen vind in mijn lichaam, plannen durf te maken. Maar het zit eraan te komen.
Jij zei een keer dat je het gevoel had dat je je beste vriend kwijt was. Hoe zie jij dat nu?” Peter: “Ik ben blij dat ik jou als nieuwe beste vriend terugheb.”
Viggo: “Ik ook.”
—
tekst Peter Heerschop
fotografie Robin de Puy
styling Astrid Schilders
visagie Sandra Govers