Afgelopen week kwam er op Facebook een herinnering uit 2012 voorbij: een foto van een tekening die mijn destijds vierjarige zoon voor me had gemaakt. Eén heel grote cirkel, een piepklein cirkeltje met een lachend gezicht erboven, 6 onzekere lijnen rechtopstaand piekhaar en vier strepen als armen en benen.
En in bibberige letters ‘mama’ ernaast geschreven. ‘Ik lijk er nog op ook’, schreef ik trots onder de foto. ‘Ik kijk blij en heb ultradunne benen!’
Ik leek er natuurlijk helemaal niet op. Maar… 12 jaar later dus wel.
Een perimenopauzale vriendin zei het een tijdje geleden al tegen me: “Onze lichamen gaan gewoon van vorm veranderen.”
“Nou, mijn lichaam niet hoor”, antwoordde ik met mijn armen over elkaar.
“Jawel, ook jouw lichaam.”
“Nee.”
“Ja.”
“Nee.”
“Wacht maar.”
Ik rolde met mijn ogen en zweeg. “Wacht maar” zijn mijn minst favoriete woorden, die bovendien elke conversatie doodslaan. Zeg het maar eens tegen de moeder van een tweejarige die nog overal “ja” op zegt of een puber die aardig doet.
Maar goed. In dit geval had de vriendin dus gelijk. Hoewel ik het grootste deel van mijn leven gejojood heb, ben ik altijd vrij content geweest met mijn basisfiguur. Slanke taille, goeie tieten en een ronde kont. Maar van een soort (weliswaar verticaal uitgedaagde, ik ben niet zo groot) Jessica Rabbit ben ik vrij snel aan het veranderen in een Legopoppetje, ook vanachter. Recht en plat. Het is het zoveelste item op het lijstje van alles wat ik kut vind aan ouder worden.

Ik kwam op Instagram een fragment uit een BBC-interview met actrice Helena Bonham Carter tegen. Het was schijnbaar al van vorig jaar, maar ik had het nog niet eerder gezien. De actrice gaf in het gesprek toe dat ook zij worstelt met ouder worden, vooral omdat ze zich vanbinnen juist zoveel interessanter, dynamischer en aantrekkelijker voelt dan vroeger. Ik heb hetzelfde: de binnenkant matcht niet meer met de buitenkant, en het feit dat je daar niet relaxt over kunt zijn en het niet omarmt, maakt de ellende alleen maar groter.
Toch wil ik het nu écht gaan proberen. Mijn rap aftakelende zelf omarmen dus. Want laten we eerlijk zijn: nu is het nog een Legopoppetje, straks ben ik Spongebob. Het wordt er niet beter op.
Onlangs stuitte ik op een foto van mezelf, genomen op de dag dat ik 30 werd. Best oud vond ik dat toen. Mijn verjaardag vierde ik toen zoals altijd bij mijn moeder en stiefvader in Frankrijk. Op die foto sta ik naast het zwembad, in een soort Halle Berry meets Brigitte Bardot-bikini. Ik moet zeggen dat mijn figuur in die tijd ook een beetje leek op dat van Berry. Niet dat ik dat toen zag; er konden echt nog wel wat kilo’s af (wáár dan?), mijn armen flubberden en er was nog wel meer mis.
Het moet klaar zijn met dat gejammer. Ik ben gezond en prachtig. Over 10 jaar, of misschien wel 5, ga ik mezelf voor mijn kop slaan dat ik op dit moment niet gewoon blij ben met hoe de vlag er nu bij hangt. Hangt, ja. Het is wat het is.
