Dat achterbuurman Alfie een Britse vrijbuiter was ontdekte ik pas toen we maar wat aanklooiden. Ik was jong en wilde na de eerste grote liefde geen relatie, hij ook niet. Wederzijdse onbevangenheid, geen verwachtingen of gaten om op te vullen; het waren de juiste ingrediënten voor een onbedoeld hechte band.
Hij woonde een verdieping hoger, achter mijn studentenkamer in het Utrechtse herenhuis. Langzaamaan raakte ik gefascineerd door de kale man die, weer of geen weer, altijd op het balkon te vinden was. Zelfs in de winter stak hij z’n BBQ aan. Soms werd hij vergezeld door een vrouw, maar hij was vaker alleen. In het weekend nam hij uitgebreid de tijd voor een ontbijt, verzorgde hij z’n kat en planten- en bloemenzee. Zijn balkon was weelderig. Niets is zo onweerstaanbaar als een volwassen man die goed voor zijn flora en fauna zorgt.
Dat hij ook op mij lette, wist ik een paar seizoenen later, toen hij me aansprak bij het diepvriesvak in de buurt-Albert Heijn vlak bij de Hardebollenstraat. “Dag buurvrouw.” Ik schrok, zei niks en knikte ongemakkelijk het hoofd. Dat maakte hem weinig uit. “Fijne muziek draai je. Je kunt goed dansen.” Hij gaf een knipoog terwijl m’n wangen vuurrood werden. Een halve dag had ik nodig om van dit geflirt bij te komen. Toch ging ik vrij snel overstag toen hij me de avond daarop aansprak. Ik had mijn raam open, hij zwaaide op het balkon, liep naar voren en zei: “Kom maar even binnen kijken… Ik weet dat je dat wil.” Zo lokte hij me z’n nest in.
En wat een nest! Ondanks het leeftijdsverschil, hij eind dertig, ik 25, ging het op alle fronten soepel. Sarcasme, zelfspot: de nuance vloeide moeiteloos, ego’s onaangetast. Door hem leerde ik wat de term ‘Getting along like a house on fire’ precies inhield. Alfie deed niet zelfverzekerd, hij wás het.
“Ik word helemaal gek van jou”, zei hij lachend als we samen wakker werden na een nacht kletsen, ruzie en sex. Hij zei dingen als: “Het is irritant hoe vaak ik aan je denk” of “Kun je me misschien ook een dag NIET met mezelf confronteren?” Ik vond dat geweldig.
We hielden het allemaal onder de radar. Ik had al meegemaakt hoe derden een ontluikende liefde kunnen verpesten. Dit was puur en ik was er niet klaar voor om anderen daar deelgenoot van te maken. Hij, ook niet bepaald het ‘ons’-type, wilde op een gegeven moment dat ik meeging naar vrienden. Ik weigerde. Daarna kwam de dag dat ik besloot met een vriendin naar Italië te verhuizen. “Echt iets voor jou, en dat heb je zomaar… spontaan bedacht?”, was Alfie’s eerste reactie. We breiden er noodgedwongen, doch soepel, een eind aan. “Ik vrees dat je me heel erg gaat missen”, zei hij met een grijns op z’n gezicht toen het afscheid naderde.
Het Italië-avontuur klapte helaas snel uiteen. Toen ik maanden later naar Nederland terugkeerde zocht ik Alfie niet op, ik had andere avonturen te beleven. Hij verdween uit het geheugen. Maar niet uit het hart, merkte ik toen ik hem een jaar of vier geleden plotseling tegenkwam. Onze energie was onveranderd. We hadden lang oogcontact, praatten wat en wisselden telefoonnummers uit, hij woonde inmiddels in Londen maar was regelmatig in Nederland. Op dat moment had ik een relatie met de Kaapverdiaan, dus een vervolg zat er niet in.
Gisteren hoorde ik van een kennis dat Alfie, in Londen, is overleden aan een hartstilstand. Dat hakt erin. Het is raar dat als iemand overlijdt, je hem een tijdje nog lachend kunt vinden op WhatsApp. Ik bekeek onze chat. Zijn profielfoto: een rij hagelwitte tanden bloot, het kale hoofd zongebruind. Innemend. Voor het laatst gezien: op donderdag 17 maart.
Ons laatste gesprek, lees ik, was in augustus 2018. “Maaike, wat is het fijn je weer te zien. Ik heb de hele dag aan ons gedacht … Dat wat wij hadden was toch pure liefde, achteraf. Wat denk jij?”
“Dat weet ik wel zeker. One of a kind…”, had ik geantwoord. En ik sloot de zin af met een kloppend-hart-emoji. Hij stuurde daarop een hart terug. Eentje dat, bijna vier jaar later, in de chat nog klopt.
Deze column verscheen eerder op LINDA.nl, op 2 april 2022.